r~
4
AMSTERDAMVoetbalwedstrijd KANTOOR-FABRIEK
KANTOOR: Staande v.l.n.r.P. Gimbel. J. Jansse B. Leentvaat, H. Pronk,
G. Gischler, J. Sluyter, Mr. B. ter Haar.
Geknield v.l.n.r.: F. Seger, H. Versteeg, J. Kampmeyer. J. Smit.
FABRIEKi Staande v.L.n.r.: A. A. Riewers. A. L. de Bruyn, P. Ros'
H. Vis, E. Keesman, J. Bekker, B. Koornstra'
Persoon waarvan alleen gezicht te zien is. is scheidsrechter Wessel'
Geknield v.l.n.r.: J. J. M. Hollander. C. Beider. W. Wassili.
Elfde speler (afwezig) W. G. van Biezen.
7*e kunnen me.
„Je moest eens een paedagogisch stukje
schrijven in V.V.V
Ik gnuif, want naar zo'n opdracht heh ik al
lang hunkerend uitgezien. Immers, ik meen 't
goed met V.V.V., dat volgens velen te zakelijk,
te serieus, te bedachtzaam en te droog is.
Zo'n paedagogisch stukkie is dus juist wat we
hebben moeten, dacht ik zo. En om het juiste
klimaat te vinden heb ik eerst drie grote Pilsen
genuttigd. Alles bij elkaar in drie grote teu
gen. Wat een wonder: Als de temperatuur
25° C. is en dat is het vandaag voor het eerst
in dit jaar dan is bier nog meer dan anders
een Godendrank. Dan m.engt de geur van het
mout en de hop zich met het aroma van verse
aardbeien en volrijpe perziken, en de smaak
van het goudgele vocht is die van room aange
lengd met champagne.
De hitte slaat uit de straat en de gevels. Om
maar te zwijgen van de toestand onder je
jasje. Glazenvol vocht raak je kwijt, zo maar,
en glazenvol vocht heb je dus nodig.
Je zoekt een café'tje op waar het bier niet
krankzinnig duur is en waar het vakkundig
getapt wordt. Het laatste is moeilijker dan het
eerste. Maar met enige moeite ben je toch ge
slaagd. Met ongeduld wacht je op het moment
dat het glas wordt gladgestreken. Dan vat je
het koele glas in de hand en in een lange teug
van gelukzaligheid ledig je het. Je laat het
nooit bij één glas. Je wacht vijf minuten. Of
korter. Maar het lijkt langer. Je herhaalt de
zo even beschreven handeling. Dan wacht je
weer vijf minuten. Of korter. Maar het lijkt
ook nu langer. Je geniet dan weer in een lange
teug. Je laat het bij dat derde glas. Althans
voorlopig. Je wandelt naar huis. Omdat het niet
vlak bij is ben je inmiddels weer een glas kwijt.
Je let op de gezichten van je huisgenoten. Ze
verwachten een vermoeide, afgebeulde, ge
prikkelde en door de hitte geteisterde man,
met de mondhoeken naar beneden. Ze zien
met enige verwondering een stralende, op
gewekte, veerkrachtige jongeling, met de
mondhoeken naar boven. Niet de verkwistende
egoïst (3x0,35 1,05 2 pakjes margarine)
maar de licht en vreugde brengende, montere
altruist, die belangstelling heeft voor zijn om
geving en niet zuur kijkt vanwege „alweer
slaai". („Ik ben geen geit!"). Want: „eten is bij
deze temperatuur niet belangrijk en de sla
wordt anders toch maar doorgedraaid"
Als de avond valt doe je nog steeds gezellig.
Want je voelt je opgeruimd, zonder een spoor
van vermoeidheid. Je maakt een wandeling
met haar, die je sla bereidde. De lucht is nog
zwoel en die gezellige dorpszaak nog wijdopen.
Je bestelt twee grote Pilsen en spreekt een
wens uit: Santé. Maar je kijkt elkaar ook aan
en je ontdekt iets aardigs, iets sympathieks,
dat je, vreemd genoeg, nog niet eerder ont
dekte.... En dan, je vergeet je zorgen: Als je
die Pilsen niet kocht was je toch geen cent
minder arm. Maar je vergeet ook nu niet, dat
je het nooit bij één glas moet laten. Je drinkt
dus een tweede. Maar niet alleen: „Ik sta er op
dat je meedrinkt. Nee, het zijn geen plenzen,
het zijn eigenlijk met permissie maar
kleine rot glaasjes!"
Als je dan verkwikt en voldaan thuiskomt,
dan zet je je neer om dat paedagogische stukje
voor V.V.V. te schrijven, het stukje dat je eer
biedig opdraagt aan al die te zakelijke, te
serieuze, te bedachtzame en te droge lieden,
die het leven zó vervelend en zwaar maken,
dat zelfs een brouwerijkrantje er het stempel
van draagt.
En wanneer je dan tot besluit van de dag
nog een pul verschalkt, kan je in volle overtui
ging, maar zonder de minste rancune zeggen:
Ze kunnen me