mVROUW TOT VROUW 9 Lieve Agaatha, Het moet mij van het hart, dat ik mij ernstig ongerust maak over je dochter Isabelle, Toen ik enige weken geleden jouw brief ontving, waar. in je mij vertelde dat Isabelle al enige maanden (foei, dat je mij dit niet eerder hebt laten weten) hier ter stede werkzaam is bij die bierfabriek, voelde ik het onmiddellijk als mijn plicht haar op gezette tijden bij ons uit te nodigen, niet alleen om haar af en toe eens wat huiselijke gezellig heid te bieden, maar meer nog omdat zij, bij haar dage lijkse omgang op die fabriek met mannen van allerlei slag, die zich natuurlijk allen aan bier te builen gaan, een dege lijke en beschaafde omgeving af en toe zo brood nodig zal hebben. John zag blijkbaar ook de heilzame invloed van dit plan in en hechtte er, in afwijking van zijn gewoonte, onmiddel lijk zijn goedkeuring aan. Zoals je weet is John trouwens zeer op Isabelle gesteld. Aldus belde ik de vorige week Isabelle op en nodigde haar voor Donderdag jongstleden op het middagmaal en verzocht haar bovendien de avond met ons door te bren gen. Mijn jongste zoon, Diederick, tvas toevallig die dag over uit Delft, zodat wij dus gevieren waren en ik kan niet anders zeggen dan dat de maaltijd en het eerste deel van de avond in gezellig samenzijn met genoeglijke kout ver. liepen. Tot Isabelle opeens in de loop van een gesprek zichzelve onderbrak met de opmerking„Ik zou het prettig vinden als U mij Ina noemde. Zo noemt iedereen mij tegenwoordig en dan klinkt Isabelle zo stijf." Ik kon mijn oren eerst niet geloven. Stel je voor Agaatha! Onze mooie degelijke namen die wij van onze moeders en die deze op hun beurt weer van hun moeders geërfd hebben, waar een traditie aan vast zit, op deze manier vulgair te gaan ver basteren! Hoewel ik door mijn verontwaardiging niet direct in staat was haar op haar afdwaling te wijzen, moet mijn houding te merken geweest zijn, want ze vervolgde lachend waaruit dus overduidelijk blijkt dat ze zich van het onfat soenlijke van het door haar geopperde totaal niet bewust was) tot mij: „U mag gerust Isabelle blijven zeggen tantetje, als V dat prettiger vindt. Ik beloof U dat ik daar ook naar zal blijven luisteren." Dit was het eerste feit Agaatha, dat voor mij een drei gende waarschuwing inhield. Het tweede was veel erger. Je weet dat het bij ons een goede gewoonte is, dat John en Diederick en eventuele mannelijke gasten, in de loop van de avond een glas bier drinken, terwijl ik dan met de dames een glaasje vruchtensap nuttig. Zo zou ook Donderdag gebeuren. Toen John aan Isabelle vroeg of haar een glas vruchtensap beliefde, antwoordde zij: „Ik liever bier, oom!" John, die kennelijk schrok en de situatie niet aan kon, liep naar het raam toe. Ook ik was het eerste moment danig van mijn stuk gebracht, hervond mijzelve echter spoe dig, maar na mijn aanhef: „Maar Isabelle viel zij mij onstuimig in de rede: „Ja tante, ik drink bier. Ik heb het op de brouwerij leren drinken en ik ben er blij om. Als U en moeder zo ouderwets zijn om het niet te doen moet u dat weten, maar dat is voor mij geen reden het ook te laten. Trouwens U doet ook dingen, die Uw moeder niet deed. U heeft electrisch licht en grootmoeder brandde kaarsen. En ik drink bier trouwens niet om modern te zijn, maar omdat ik het lekker vind, lekkerder dan al dat vruchtenspul. En ik schaam me er niks voor het te be kennen." Er viel even een pijnlijke stilte, toen was John zo on tactisch om in lachen uit te barsten. Waarschijnlijk de zenuwen die hem parten speelden. Gelukkig dat ik mij de dodelijke ernst van deze situatie zo volkomen bewust was en door een wenk John het zwijgen op kon leggen. Daarop antwoordde ik haar, met gepaste ernst: „Ten eerste, Isabelle, vind ik het zeer stuitend de geëerbiedigde nage dachtenis van je grootmoeder in een zaak als deze te be trekken, ten tweede wordt in mijn huis noch door mij, noch door één van mijn vrouwelijke gasten, bier gedronken. Je kunt vruchtensap krijgen, of anders gebruik je maar niets." Ie begrijpt Agaatha, dat de stemming voor de rest van die avond bedorven was, maar dat is hier niet ter zake. Hoewel ik begrijp dat deze brief zeer alarmerend voor je moet zijn, meende ik het mijn zusterplicht je van deze ernstige feiten op de hoogte te stellen. Het lijkt mij dat hier slechts één weg te volgen zal zijn, Isabelle zo snel mogelijk uit de verderfelijke omgeving van die bierfabriek weghalen, die wel een zeer funeste invloed op haar blijkt te hebben. En, hoe eer, hoe beter! Groetjes aan IJsbrand, jp liefhebbende zuster AMALIA. DRINKGEWOONTEN In 1813, na Napoleons débacle, vertoefde een afde ding Russische militairen in Rotterdam. Hun commandant bepaalde bij dagorder het rant soen, dat de burgers, bij wie de soldaten ingekwar tierd waren, hadden te verstrekken. Dit rantsoen was per man en per dag: IV2 pond vlees, 3 pond brood en.... 2 bierglazen brandewijn of jenever. Een mogelijk iets eenzijdig, doch in elk geval wel stevig menu! Hierbij valt te bedenken, dat men in die dagen nog geen voorstander was van de zuinige bierglazen van vier of vijf uit de liter. „Ober, ik geef een rondje voor de hele zaak!" (Samedi Soir

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1951 | | pagina 9