Ons Kerstverhaal Er was ereens een Kerstman in het barre, hoge noorden, die fietste op zijn rendier door de sneeuw en over 't ijs. Die Kerstman sprak het hele jaar geen vijfentwintig woorden en zingen deed hij nooit-niet, want hij hield zo slecht de wijs. Het was zó vreeslijk eenzaam in dat barre, hoge noorden: de Kerstman woonde hierzo en zijn naaste buur in Sneek. Hij zag alleen maar wittigheid, geen auto's en geen trammen, geen brom- en andere fietsen als hij uit zijn raampje keek. Toen daalde daar op zekere dag een grote stalen vogel, die neerstreek op de sneeuw; er kwamen mannen uit zijn buik, die hadden zwarte pakken aan en grote hoge hoeden en keken zeer gewichtig naar oud-vaderlands gebruik. De Kerstman zag 't geval en sloeg hartstochtelijk aan 't zwijgen, 't Bezoek werd er verlegen van en keek elkaar eens aan. Daar zou je, zei de ene heer, de zenuwen van krijgen; kijk dat stuk baardig zoutpilaar daar nou mesjokke staan! Wat mot je, zei de zoutpilaar, zijn spreekrantsoen gebruikend van veertien lange dagen, en de heren zeiden: Kijk, dit is een dienstmachine en wij vormen een commissie, een commissie, uitgestuurd door de regering van het Rijk. Wij schrijven declaraties en wij moeten onderzoeken, wij moeten onderzoeken maar wij weten niet meer wat. Je deed ons dus een groot pleizier, wanneer je ons wou zeggen, of jij misschien nog wensen, klachten of bezwaren had. De Kerstman gaf lauwsjoege en dat werd dus een impasse. De heren zeiden: weet je wat, we nemen hem maar mee. Het is een intressant geval: dat levert ons een lintje; hij is 't bewijs der dienstbetrachting van ons comité! Zo kwam 't gezelschap aan op Schiphol en twee grote sleeën die brachten z'in een hallef uur van Mokum naar Den Haag. De Kerstman bleef maar zwijgen en hoe meer de heren praatten, hij gaf geen enkel antwoord en hij deed geen enkle vraag. Toen werd er in de Wittebrug een grote conferentie voor heel de Pers belegd, met zoutjes en met port. De heren deden deftig en toen kwam ook de Minister. Toen werd 't verhaal der reis in alle kleuren uitgestort. Zeer intressant, zei de Minister, en hij stapte naar de Kerstman, Wel, brave man, zei hij, vertel ons alles van je land. Maar Kerstman had het vreeslijk druk met in zijn baard te krabben en zei geen boe of bah en keek naar rang niet of naar stand. Verdraaid, zei de Minister toen, ik heb een heel druk baantje, ik kan niet op je wachten tot je vloeiend Hollands spreekt, maar onderweg heb je toch wel een zootje woorden opgestoken van al die heren om je heen; wat hebben die gepreekt? Toen weken snor en baard van onze Kerstman van elkander; hij grinnikte beleefd tot Excellentie en de rest. Mij leren, Excellentie, zei hij, negen nieuwe woorden: Minister is niet wijzer en Het Bier is weer Best! vdz

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1950 | | pagina 5