JUBILARISSEN over 15 F. KLEIN, A'dam, afd. Exp. (9 Febr. '51) 40 jaar P. W. PLAGGE, Controleur R'dam, (22 Febr. '51) 25 jaar. W. K. POST, Brouwerij A'dam, (6 Jan. '51) 25 jaar Daar hep ik me even vergalloppeerd vorige keer onder an me stuk- kie „Zo noem ik U mijn Gerrit". U-mijn Gerrit, mot U mijn hore. Wat een blamagee. Affijn, U zal mijn hebben be- grepe en dat is de hoofdzaak. En nou over wat anders. Me hebbe Sin terklaas gevierd. Bij Sien, dat is de zuster van Koba en die hep zes kleine kindere (Sien dan, Koba maar twee, dat benne zorge genoeg). Schatte van kindere, maar de oudste is acht en die begint al een pietsie achterdochtig te worde Laat nou uitgerekent Sinterklaas (de echte) op 5 December verkoue weze. Geen land mee te bezijle, geen woord uit s'n keel te krijge. Wat nou? U voelt het al. Gerrit was de pieneut. Ook verkoue, als U mijn begrijpt. Maar ja, Pietje Roet uit Spanje verston ik niet, dus ik seg, Piet seg ik, as de baas siek is ga jij ook maar kuiere, as je me het pakkie van de heilige en van jou maar leent. Dat dee die en zo was LJw Gerrit op 5 December Sinterklaas en kleine Kobus Pietje Roet. Die had se eige 's middags om vier uur al pikzwart gemaak en om zeve uur zoue we pas bij Sien zijn. Ook een mop. Het kind kon met die zwartigheid geen hap door ze keel krijge. Ik, so van me werk, me rok an, witte kouse, handschoene, baard, jak. Alleen de schoene paste niet, mijn schuite waren te groot voor die prachtige stiefels van de echte Sint. Dan maar me eigen Zondagse zwarte an van me kopere bruiloft (das al weer héél wat jare gelede, wat gaat die tijd toch gouw). Nou hat ik een beetje pech, want ik ben nogal langig en me rok was een tikkie te kort en me enkels kwamme bloot tot bijna an me kuite. Maar affijn, dat most maar, Koba was al weg naar Sien en ik ben niet sterk in uitlegge. Kwart voor zeven Kobussie en ik de deur uit, laan ik nou op de hoek merke, dat ik in me blote bolus loop. Ik terugholle voor me mijter. U mot denke ik hep nooit wat op me hooft, dus ik hat er zo gouw nie an gedacht. Op de trap brak ik in me haast me nek over de staf; in twee stukke dat lamme ding. Gelukkig was ter maar een klein stukkie af van ondere; verbeel je dat ik bij Sien en Koba hat motte komme zonder staf. Kobussie liet onderweg nog een pakkie valle in een plas, maar dat konne me nog netjes afvege. Bij Sien thuis direk al lietjes en toen pepernote. Laat nou die stomme Kobussie het zakkie van de pepernote op tafel legge. Ik hat de kindertjes net uitgelege, dat me alles uit Spanje hadde meegebrocht en toen vont kleine Sien (die van acht) het zakkie. Albert Hein, zee ze, en ze keek naar me kuite. Ik voelde me warm worde, maar pakte gou een pakkie uit de zak van Kobussie. Voor kleine Sien sting der gelukkig op. Laat het nou een pop weze. Hele Albert Hein en me kuite vergete. Och, effe je hersens bij mekaar houe hè? Affijn de kindere krege allemaal een aardigheitje en de grote een flessie bier uit de zak en toen wier ik bedankt door Bas (das Sien der man) die zee dat-ie hoopte dat ie me volgend jaar wéér zou zien. Ik hep hem is aangekeke en hem uitgelege, dat-ie daar niet al te erg op most hope en Sientje zee nog, dat het zo jammer was dat ome Gerrit der nie was. want die luste só graag bier. In de staf had se gelukkig geen erg. Toen ik weer op de stoep stong kon je mijn wel uitvringe en ik hep Kobussie vast met de sleutel vooruit gestuurd en eerst bij Joop op de hoek een lampie genome. Want dat kwam me wel toe, von ik. So siet U hoe een brouwer in ene een goedheilig man kan worde. Maar volgend jaar: An mijn lijf geen pollenaise. Dat weet ik nou al. De groete van GERRIT.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1950 | | pagina 15