eJ&Woyóe napret Reeds de Kaninefaten 14 Nog eenmaal zijn ze samengekomen in onze met bloemen versierde raadskelder, de schutters, die tezamen leefden en streefden op Oud-Rotterdam en daar een lieve grijpstuiver verdienden. Ja, die Rot terdamse schutters hebben het geschoten en dat terwijl elders bij het scheiden van de markt fail lissementen dreigden! Maar gezegd moet worden, ze waren nog even minzaam en genoeglijk als vóór Ahoy' en misten gelukkig het air van de arrivé. Daarvoor behoedt hen overigens Neerlands grote knecht Pieter, die maakt U zich maar niet onge rust een forse greep in de grijpstuivers zal doen en hun zal tonen, dat ze er nog lang niet zijn. Kijk, aan die gedachte kunnen de faillieten van de andere tentoonstellingen zich tenminste nog verwarmen. In de Raadskelder waren voorts een aantal vaste bezoekers van Oud-Rotterdam, die, het moet gezegd, al evenmin in rouwstemming verkeerden, want naast het verdriet om hetgeen verloren ging was er de vreugde van de wederopneming in het gezinsleven. En overigens zorgden de buffetten voor alle midde len, die behaaglijk en opgewekt stemmen. De Heineken's service was weer best. Een nieuwe vorm daarvan was de tandheelkundige hulp, die de heer Hoogsteder, slachtoffer van een acute aanval van kiespijn, door de brouwerij-tandarts ter plaatse verleend werd. Daar stond een ieder toch wel van te kijken. En het wachten was nu nog slechts op de ver schijning van Kamps, die met zijn zware bas op zijn sappigst Rotterdams zou hebben afgeroepen: „Is er nog iemand, die van zijn ontstoken appendix verlost moet worden?" Uiteraard niet met de bedoeling, dat de ingreep zelf door Kamps zou worden verricht, al staat deze ijverige HBM-er nergens voor! De speech van de heer Feith, die werkelijk niets en niemand vergat, werd in ademloze stilte aange hoord en een volgend groot moment was de joyeuse entree van Johnny Ahoy', die zich met veel élan op de piano wierp voor een quatre mains met de her Dalkmann. Theo Moens als gast aanwezig samen met de heer Dorrenboom was ongevraagd maar weer de onderhoudende, beschaafde conférencier. Iedereen was gezellig en zwaar drukte allengs de zorg over het afscheid, dat ook nu weer onvermijdelijk naderde; Elkeen kondigde zijn vertrek aan, drukte handen, spoedde zich dan naar de b.ar voor een laatste teugje, kondigde dan weer zijn vertrek aan, drukte handen, spoedde zich weer naar de bar.... Toen, het ochtend was geworden probeerden wij ons de pyramide der 6.000 op de Ahoy' geconsumeerde fusten Heinèken's voor te stellen. Maar die bleek toen meer dan één top te hebben, hetgeen niemand verbaasde en ook geen afbreuk deed aan het pyra- midale succes van 'botterdam cAhoy' Dronken bier uit grote vaten, dronken bier, bier, bier, bier, bier. Maar die oude bewoners van onze beide Hollanden hadden nog meer gezellige gewoonten, zoals bijv. de afgunst wanneer een vrouw bij hun stam werd weggehaald en „ingelijfd" bij een concurrerende gemeenschap. Dan stel ik mij voor rolden er wel enkele schedels Trouwens we hoeven heel niet ver in het verleden terug te gaan om te constateren hoe in bepaalde dorpen het „vrijen" naar een meisje door een snoodaard uit een nabuurgemeente betaald werd met een ongezouten pak slaag en wanneer het zo uit viel een paar flinke messteken er bij. Wat van ons is, is van ons en daar heeft ieder ander van af te blijven. Een oude wet van primitieve mensen? Wel neen-ik, het is nog net zo. Want in het jaar onzes heren 1950, het jaar van Damstadt en Oudt Rotterdam, hebben we het be leefd, dat drie Amsterdamse vrouwen wellicht gelokt door de succesvolle Ahoy', ofwel geschrokken van het tekort in eigen Dam-Stad zich opmaak ten om zich te gaan vermeien „op" Katendrecht, de Rotterdamse plezierbuurt bij uitnemendheid. Daar zou met Ahoy'-vrienden best iets te versieren zijn. Doch zodra hadden hun Amsterdamse gezellen dit „in de smiezen", zoals men dat hier noemt, of ze be gaven zich anders dan hun voorvaderen, die per boomstam reisden, of de bovenbedoelde dorpelingen, die een boerenkar charterden per auto achter de ontvoerden (of waren het vluchtelingen?) aan. Op Katendrecht vond het treffen plaats en ik kan U verzekeren, dat de dorpelingen voornoemd, of zelfs de Kaninefaten zaliger nagedachtenis, er geen mooiere raus-partij van hadden kunnen maken. He laas houdt de Rotterdamse Hermandad helemaal niet van een lolletje en zo werd het hele zaakje ingere kend. Maar inmiddels was er wel het een en ander „beschadigd". U zult benieuwd zijn naar de afloop. Helaas, er is geen afloop althans niet in dit stukje. Vertrou wen wij, dat het recht z'n loop gehad heeft en de Amsterdammers hun vriendinnen mee terug hebben gevoerd binnen de stadswallen van Mokum. De moraal van deze regels? Er is in onze wereld in 1900 jaar toch maar bitter weinig veranderd. Nóg is de vrouw het meest benijdenswaardige bezit op aarde. Nog is zij een paar blauwe ogen waard en een messtoot tussen de ribben; de romantiek uit de riddertijd is nog niet vervlogen.... En dat is toch wel bemoedigend voor ons, con servatieve stervelingen, die ons zo vaak beklagen over gebrek aan galanterie en égards tegenover het vrouwelijk geslacht. Vrouw, zo lang er nog om U gevochten wordt, zijt gij heerseres der wereld. KANINEFAAT. De geschiedenis wordt vaak geweld aangedaan. Kenden de Kaninefaten wel vaten en verdobbelden zij hun vrouwen niet, in tegenstelling met de ridders uit later tijd die er voor streden? Laten wij ons er niet in verdiepen, want dit opschrift is een prachtig opschrift voor deze spannende lectuur en twijfel zou bovendien het bierlied aantasten. En dat is zo onaantastbaar als het bier zelf. K.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1950 | | pagina 14