Buitenland
SOERABAJA
8
Van de Grlendl en de aardbeving.
Zoals U in de krant gelezen zult hebben, ondervond
Soerabaja op 19 Juni j.l. de zwaarste aardbeving der
laatste 50 jaren. Gelukkig waren het aantal slacht
offers en de aangerichte schade niet zo groot als bij
aardbevingen op andere plaatsen wel eens het geval
geweest is. Dit is te danken aan het feit, dat Soera
baja op een laag modder gebouwd is, waardoor de
schokken in de aardkorst meer een deinende bewe
ging opwekken zonder stoten, welke ernstige ge
volgen plegen te hebben. Op de brouwerij beperkte
de schade zich dan ook tot enkele ligtanks, welke
een weinig ontzet werden.
Op de bewuste avond zaten de kamergenoot van
de heer van de Griendt en ik in de eetzaal van ons
hotel een kopje koffie na het eten te drinken, toen
plotseling onze stoelen begonnen te schudden en ik
al dacht blijkbaar nogal vermoeid te zijn. Aan het
slingeren der lampen en het schommelen der wan
den was evenwel te zien, dat een aardbeving de
aanleiding was. Omdat de hoge eetzaal geen veilige
verblijfplaats leek, vluchtten alle aanwezigen over
een laag muurtje naar buiten terwijl de electrische
verlichting plotseling uitging en een diepe duister
nis de ervaring nog meer beangstigend maakte. De
deining was zo sterk, dat het water uit een aquarium
klotste en men het gevoel had op een schip te staan.
Na een voor ons gevoel lange tijd, in werkelijkheid
ruim 60 seconden, waren de schokken beëindigd zon
der in het hotel schade aan te richten.
Toen wij het gevoel hadden dat de grond weer stil
stond begaven wij ons in het donker naar de eerste
verdieping om te zien hoe de heren van Berge en
van de Griendt deze nieuwe ervaring vonden. De
heer van de Griendt kwam juist zijn kamer uit en
vertelde ons dat hij een „mandi"bad aan het nemen
was toen hij plotseling merkte, dat alles onder en
om hem heen begon te wankelen, hetgeen hem er
varingen uit de oorlog in de herinnering bracht.
Daarom was hij in het donker zo snel mogelijk de
kamer ingelopen, had een broek en jas opgepakt en
liep daarmee naar de heer van Berge, die twee ka
mers verder bezig was zijn koffers uit te pakken
(hij was lVz uur geleden uit Nederland aangeko
men). Op de gang lopende bemerkte hij, dat hij de
broek niet aan kon trekken, legde die snel weer
over een stoel in de kamer en begaf zich weer naar
de heer van Berge. Bij onze aankomst had de heer
van de Griendt net ontdekt, dat hij de broek niet in
zijn kamer gelegd had en dus vermoedelijk bij zijn
buren, twee dames, waarvan er een achter ons de
trap opgekomen was. Vanzelfsprekend werden haar
excuses aangeboden met het verzoek het kleding
stuk terug te geven, zodra zij het gevonden zou
hebben.
Men begon thans hier en daar kaarsen te ontste
ken en wij konden elkaar weer zien. Toen werd het
zo langzamerhand duidelijk, dat duisternis zijn voor
delen kan hebben, in dit geval voor de heer van de
Griendt. Wij zagen hem staan in pyamabroek, waar
boven een jasje van zijn kamergenoot, maar wij
lachten nog veel meer toen hij ons vertelde, dat hij
bijtijds bemerkt had, dat hij een geruime tijd met
allerlei mensen had staan praten met alleen het
jasje aan en de pyamabroek in de hand. Gelukkig
had niet eerder iemand een cigaret opgestoken. Ret
werd verder eveneens duidelijk, waarom hij de
„broek", die hij per vergissing in de kamer van zijn
buren had gelegd, niet had kunnen aantrekken: het
bleek zijn eigen jasje te zijn.
T.
TOEVALLIGE ONTMOETINGEN.
In Sjarja, een weinig gebruikt vliegveld aan de
Perzische Golf, hoorde ik het verhaal van de
bevrijding van onze brouwerij in Soerabaja. Ik liep
daar (in Sjarja) na onze night-stop, in de vroege
ochtenduren met een Engels uitziend mede-passagier
te ijsberen in afwachting van ons vertrek naar Cairo
en toen hij hoorde, dat ik daar brouwerij zaken te
doen had en Hollander was, begreep hij direct, dat
ik voor Heineken op reis was en vertelde mij iets
van zijn belevenissen tijdens en vlak na de Japanse
bezetting.
Jeppesen, een Deen, was voor de oorlog brouw
meester van de toenmalige A.B.C. brouwerij te Ba
tavia (deze brouwerij van het Bremense Beck's con
cern werd voor de komst der Jappen door de Bor-
sumij opgekocht, zij heet nu Oranje Brouwerij en
staat onder de technische leiding van „De Drie Hoef
ijzers"). Hij werd al spoedig geïnterneerd en bevond
zich in 1945 in een kamp te Soerabaja. Daar werd
hij bevrijd, maar deze „bevrijding" had te Soerabaja
een tragisch karakter, omdat prompt daarop de stad
door nationalistische troepen werd bezet, die de
Hollanders en andere Europeanen in een of meer
gevangenissen opsloten; vel'en hunner, waaronder
onze huidige bedrijfsleider in Lagos, ir. Lens van
Rhijn, hebben in levensgevaar verkeerd en zijn gered
door het kloeke ingrijpen van Brits-Indische troepen.
Hoe dat alles ook zij, Jeppesen had de wijste partij
gekozen door zich, toen de nationalisten naderden,
in een kelder te verstoppen. Hij waagde zich na een
paar dagen op straat en constateerde tot zijn ver
bazing, dat de binnenstad van Soerabaja wel uitge
storven leek. Op de grote boulevard, waar hij zich
bevond, was geen levend wezen te bekennen. Einde
lijk naderde een Engelse patrouille, bestaande uit een
officier en enige minderen, die natuurlijk wilde
weten wat die eenzame blanke daar deed. Wie be
schrijft de vreugde van de officier en van Jeppesen,
toen zij elkaar herkenden van een gemeenschappelijk
door hen bij een Engelse brouwerij doorgebrachte
stage. De Engelsman vroeg of zij in de plaatselijke
brouwerij een biertje konden gaan drinken, waarop
Jeppesen moest antwoorden, dat dit helaas levens
gevaarlijk en dus onmogelijk was, aangezien de
brouwerij met al het terrein eromheen door de T.N.I.
troepen bezet werd gehouden. Hierop antwoordde de
officier in volle ernst, dat dit helemaal geen bezwaar
hoefde te zijn en dat J. voor de Engelse troepen een
gave des hemels betekende.
Een dag later ontmoetten zij elkaar op dezelfde
plaats, echter was Jeppesens vriend vergezeld van
een zestal Sherman tanks, die linia recta en zonder
zich iets van de T.N.I. aan te trekken naar Ngagel
reden, het brouwerij-terrein bezetten en dit in staat
van verdediging brachten. Jeppesen kreeg last van
de bevelvoerende Britse generaal om de brouwerij
in bedrijf te stellen en te houden en hij heeft dit
gedaan met behulp van een aantal Chinese
arbeidskrachten en onder militaire beveiliging
totdat de heer Van Goor met zijn mannen hem kwam
aflossen. Misschien lezen wij in een van de volgende
nummers iets van ir. Van Goors eerste indrukken in
Soerabaja en Singapore na de oorlog. F.