Hoog het Glas! J twee vloeren, die bovendien nog kleiner zijn dan de oorspronkelijke. Deze installatie is dus ondergebracht in twee derde van de oorspronkelijke ruimte. De inhoud van één kiembak wordt nu over deze twee vloeren uitgespreid, zodat de laag nu veel dikker ligt dan vroeger. Het groenmout wordt door een pneumatisch transport en transporteurs boven de eestvloer gebracht en kan dan door stortpijpen op de eestvloer worden gebracht. (Foto 2.) De stort pijpen, die draaibaar zijn, zijn op de foto duidelijk te zien. De witte lijn op de muu,r geeft 'aan hoe hoog het groenmout komt te liggen, terwijl_in de redhterhoek nog juist een stuk van de afscheiding van de eestvloer te zien is aan de kant van de ingang naast de eest. Twee krachtige ventilatoren blazen een grote hoeveelheid lucht onder de vloeren en dus ook door de groenrnoutlaag. De aangezogen lucht strijkt hierbij over een cokesvuur, zodat de koude lucht gemengd wordt met de rookgassen en dit mengsel' op een be paalde temperatuur komt. Door het vuu.r harder of zachter te laten branden regelt men de temperatuur van de warme lucht. Een keerapparaat of wender is op deze vloer niet meer nodig, daar de krachtige luchtstroom een goed doordrogen van de hele laag verzekert. Zestien uur nadat het groenmout op de vloer is gebracht, is het klaar om afgeruimd te worden zonder dat het tussentijds op een andere vloer is gebracht. Hiermede is dus ten opzichte van de oude installatie een geweldige besparing aan tijd en aan arbeid verkregen. Het afruimen van de vloeren gaat volledig auto matisch en duurt 10 minuten. (Foto 3.) De vloe ren bestaan nl. uit bepaalde banen, die draaibaar zijn om een vaste as. Een electromotor beweegt een stangenstelsel, zodat zich langzaam grote spleten in de vloer gaan vormen, zodat het mout in onder de vloeren liggende betonnen silo's stort. De uitloop van deze silo's is met een klep gesloten. Door de stand van deze klep te regelen kan het mout met meer of minder grote snelheid door middel van transporteurs naar de moutpoetserij gevoerd worden. (Foto 4.) Deze nieuwe installatie, die uitmunt door haar eenvoud en heel wat vuil en stoffig werk uit handen neemt, is tijdens dit nieuwe moutseizoen in gebruik genomen. Behalve de gebruikelijke kinderziekten, die zich bij iedere nieuwe installatie nu eenmaal voordoen, hebben wij het eesten hiermede beter en gemakkelijker in de hand wat de uiteindelijke kwa liteit van het mout ten goede komt. Zo af en toe kan men de verzuchting horen: „Er is tegenwoordig nooit een brouwerijfeest meerEn het is alsof deze klacht de uiting is van vrees om van saai heid en verveling om te komen. Dit herinnert ons aan het Zwitserse meisje, dat enige jaren na Wereldoorlog I de cor respondentie-afdeling te Rotterdam opluis terde. Niet lang, want na luttele maanden keerde zij naar haar vaderland terug. Ze was aldus de saaiheid en verveling, ervaren bij haar vrijetijdsbesteding, ontvlucht. Na enige malen theatraal „La vie est dure" ge zucht en even zo vele malen gegeeuwd te hebben, ging ze heen. Voor goed. Misschien is ze kort daarop tot schoonheidskoningin van het kanton Valais, ja misschien wel van de gehele Bondsrepubliek uitgeroepen! Wij echter hoorden nimmer meer iets van haar. Jammer. In die dagen plachten de mannelijke kan- tooremployé's op heuglijke herdenkingsdagen feest te vieren. Als onze Zwitserse daaraan had mogen deelnemen, zou ze waarschijn lijk een andere indruk van het leven in Holland en de geaardheid van zijn bewoners gekregen hebben dan ze nu mee naar de bergen nam. En het trieste „La vie est dure" zou plaats gemaakt hebben voor het vrolijke „La bière est bonne". Deze feesten waren van opzet eenvoudig en pretentieloos. Van aard waren ze dave rend. Het „wat wenst U te gebruiken" was een misplaatste vraag. Er was geen keus in dat gezellige, schamele zaaltje. Of het moest zijn, dat men Pilsener wenste uit fust HBM 33442 - 86 in plaats van uit fust HBM 67581 - 85 enz. Dit enz. slaat op de vier andere dikbuiken en met z'n zessen vol schonken ze ons heerlijke visioenen en leeg de voldoening van iets goeds gepres teerd te hebben. Bediening was er niet. Hij, die zeer dorstig was, stond aan de hand pomp en laafde de schare rond zich, zonder echter zich zelf te vergeten: Wie het dichtst bij het vat zit, lest zich het best. En Emiel Hullebroeck zou plezier beleefd hebben van de geestdrift, waarmede „De Gilde Viert" gezongen en zijn opwekking in het refrein tot levende werkelijkheid gemaakt werd. Het feest eindigde, wanneer alle fusten tot de laatste druppel geledigd waren. Omdat we een gezonde dorst hadden, was dat meestal reeds voor middernacht, zodat wij nog op een redelijke tijd thuis kwamen ook. Wij menen, dat er sedertdien in onze wijze van feestvieren iets veranderd is. Maar zouden wij het bij een volgende feestelijke gelegenheid voor de variatie niet weer eens in d!e oude stijl proberen? Moulsilo's onder eestvloer foto's J. A. v. Es)

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1950 | | pagina 5