Aan de verdere ontwikkeling van onze gedistilleerd-activiteiten werd bijzondere
aandacht besteed, vooral ook op internationaal terrein.
In dit verband werd reeds in het voorgaande boekjaar een belang verworven
in de Britse firma Duncan, Gilbey Matheson.
Door vergroting van de afzet van onze merken nam ons aandeel in de Neder
landse gedistilleerdmarkt in de afgelopen jaren belangrijk toe. Hieruit volgde
dat beslissingen moesten worden genomen met betrekking tot investeringen ten
bedrage van circa f 50 miljoen teneinde verzekerd te zijn van een continue
grondstoffenvoorziening en van voldoende produktiecapaciteit.
Hoewel ons beleid in eerste aanleg was gebaseerd op een autonoom investe
ringsprogramma, hebben wij vóór de afsluiting van ons onderzoek ook de moge
lijkheid van een samenwerking met derden onderzocht. In dit kader paste een
overname van N.V. Koninklijke Distilleerderijen Erven Lucas Bols, in de eerste
plaats wegens het complementaire karakter van de assortimenten van Heineken
en Bols op de internationale markten, en voorts met het oog op het optimaal
benutten van het bij beide ondernemingen in Nederland aanwezige potentieel.
Na inleidende besprekingen bleek het helaas niet mogelijk op basis van onze
uitgangspunten tot concreet overleg te komen over mogelijkheden tot samen
werking.
Als gevolg van een als beschermingsmaatregel bedoelde aandelenemissie van
Bols hebben wij het voorgenomen bod op de aandelen van die vennootschap
niet doorgezet. Dit bracht met zich mede dat wij verder zijn gegaan met het uit
werken van de hierbovengenoemde investeringsplannen.
Voor de vijfde maal werd de Dr H. P. Heineken-prijs toegekend. De Afdeling Na
tuurkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen wees
ditmaal als laureaat aan de Utrechtse hoogleraar Prof. Dr L. L. M. van Deenen,
die als eerste Nederlander deze prijs ontving.
De uitreiking door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus der Nederlanden
vond plaats op 22 mei 1976. Wij zijn bijzonder erkentelijk voor het feit dat Zijne
Koninklijke Hoogheid hiertoe wederom bereid was.
Dr J. P. Ton trad op zijn verzoek in de jaarlijkse algemene vergadering van aan
deelhouders op 8 januari 1976 af als lid van de Raad van Bestuur.
Sinds april 1963 maakte hij deel uit van ons college.
Desamenwerking met deze scherpzinnige persoonlijkheid hebben wij steeds op
hoge prijsgesteld en wij zijn hem dankbaar voor zijn collegialiteit en vriendschap.
maatschappelijke ontwikkelingen De drang tot verandering van de maatschappelijke orden zowel binnen als buiten
Nederland vraagt ook van ons toenemende aandacht.
Hoewel ervan kan worden uitgegaan dat in de gebieden waarin wij werkzaam
zijn, de ondernemingsgewijze produktie een integrerend bestanddeel van de
maatschappijvorm is, moeten wij constateren dat in een aantal dezer landen aan
de bestaansvoorwaarden voor een behoorlijk functioneren van bedrijven onvol
doende aandacht wordt besteed.
Bij het vaststellen van ons investeringsbeleid, met name in ontwikkelingslanden,
moet in toenemende mate rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat
op een periode van stimulering van investeringen een periode van onderbeheer-
stelling of zelfs onteigening kan volgen.
De regeringen van de industrielanden, die in het algemeen investeringen in ont
wikkelingslanden toejuichen, teneinde de ook door het bedrijfsleven noodzake
lijk geachte betere spreiding van welvaart te bevorderen, zijn kennelijk niet vol
doende in staat tot aanvaardbare afspraken te komen over het lot van investe
ringen door individuele ondernemingen in ontwikkelingsgebieden.
12