dage 'Die Port van Cleve' aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal te Amsterdam
bevindt.
algemene De ontwikkelingen op het gebied van de harmonisatie van de omzetbelasting en de
beschouwingen accijns in het kader van de totstandkoming van de E.E.G. volgen wij met grote
belangstelling. Het zou onze volledige instemming hebben, indien in de toekomstige
communautaire regelingen de accijns op bier zou worden geïncorporeerd in de
omzetbelasting.
In het algemeen realiseren wij ons dat voor verdere vorderingen op de weg naar een
Europese Gemeenschap, zoals in het E.E.G.-verdrag beoogd, een gemeenschappe- |k>
lijke politieke wil noodzakelijk is. Waar van deze wil thans veelal in niet voldoende
mate blijkt, zouden wij willen waarschuwen tegen een gevoel van defaitisme en
zouden wij de noodzaak willen onderstrepen tenminste voort te gaan met de uit
voering van het Verdrag van Rome op die terreinen, waar zonder of met een mini
mum aan politieke overeenstemming, gemeenschappelijke maatregelen kunnen
worden getroffen. Wij denken hierbij in het bijzonder aan de directe uitvoering van
de douane-unie, welke na de uiteindelijke afschaffing van alle invoerrechten binnen
de E.E.G. een volledig vrij verkeer tussen de partnerlanden met zich brengt.
Voorts zijn wij van oordeel, dat de harmonisatie van wettelijke en bestuursrechtelijke
regelingen in de eerste plaats betrekking dient te hebben op bepalingen, die, doordat
zij onderling verschillen of verschillend worden toegepast, een essentiële belemme
ring vormen voor het tot stand komen van een vrij verkeer van goederen, diensten
en kapitaal. Wij denken hierbij onder meer aan de verschillende nationale voor
schriften betreffende de fabricage en het verhandelen van bier. Anderzijds echter
menen wij bijvoorbeeld ten aanzien van de inzichten van de Europese Commissie
betreffende de vennootschapswetgeving, dat geen behoefte bestaat aan een rigoureuze
gelijkschakeling van de verschillende nationale voorschriften, aangezien wij daarin
geen wezenlijke noodzaak kunnen zien ter bevordering van de doelstellingen van de -Sr
Euromarkt.
In dit verband zouden wij er op willen wijzen, dat de E.E.G. bij het bepalen van
haar beleid er zorg voor dient te dragen, dat ondernemingen binnen de gemeenschap
niet in een ongunstige positie worden gebracht ten opzichte van ondernemingen in
derde landen.
In de maand december 1963 besloten de Nederlandse brouwerijen over te gaan tot
een verhoging van de prijzen voor het bier op fust en in flessen. Dit besluit paste
volledig in het kader van de richtlijnen, welke door de Minister van Economische
Zaken waren bekend gemaakt. De nieuwe prijzen werden van kracht op 2 januari
1964.
Toen kort daarna de Minister een dringend beroep deed op de Nederlandse brouw-
industrie om de prijsverhoging gedeeltelijk ongedaan te maken is aan dit verzoek,
12