VERSLAG VAN DE DIRECTIE AAN AANDEELHOUDERS Ingevolge de bepalingen van anikel 11 onzer Statuten hebben wij de eer U hierbij ons jaarverslag aan te bieden over het boekjaar 1949/1950. In Uw vergadering van 20 Maart 1950 werd de Heer J. M. Fentener van Vlissingen tot Commissaris benoemd, terwijl de Heer C. J. baron Collot d'Escury, die aan de beurt van aftreden was, werd herkozen. Onze gedelegeerd Commissaris Dr. H. P. Heineken is volgens rooster aan de beurt om af te treden; hij is echter terstond herkiesbaar. Bij de beoordeling van de bevredigende resultaten van het afgelopen boekjaar dient rekening te worden gehouden met het feit, dat deze overwegend zijn behaald in de buitenlandse sfeer. Zowel de export, welke van nature conjunctuurgevoelig is, als de buitenlandse brouwerijen, waarbij wij zijn geïnteresseerd en waarvan de belangrijkste zijn gelegen in het Midden- en Verre Oosten, hebben in sterke mate tot het gunstige resultaat bijgedragen. Onvermoeid heeft de Nederlandse brouwindustrie haar pogingen voortgezet om de afzet van haar producten te stimuleren. De in ons vorig verslag reeds vermelde collectieve reclamecampagne heeft ook in 1950 voortgang gehad en inderdaad is er een beperkte stijging van de afzet geweest. De kostprijzen zijn echter weer verder opgelopen stijging van grondstoffenprijzen, van die van machines, bouwwerken, lonen terwijl de lang verbeide accijnsverlaging helaas nog steeds op zich laat wachten. De verkoopprijzen zijn nog niet aan de huidige kostprijzen aangepast, daar de brouwerijen niet ten onrechte vreesden, dat zulks de omzet nadelig zou beïnvloeden. Bier immers, is in hoge mate een volksdrank, die geen hoge prijs verdraagt! De kleine correctie op flessenbierpnjzen, die deze zomer is toegepast, speelt in dit verband geen rol. Niettegenstaande alle bezwaren hieraan verbonden, geloven wij echter, dat aan een verhoging der prijzen op niet al te lange termijn niet te ontkomen zal zijn, tenzij op accijnsgebied het verlossende woord gesproken wordt. Hoe belangrijk de accijns voor onze industrie is, mogen de volgende cijfers illustreren: van 1934/39 bedroeg deze 7.74 per HL. zwaar bier van 1945/heden 19.04. Het bierverbruik per hoofd van de bevolking bedroeg daarentegen 15,9 Liter in 1939, in 1950 nog slechts 10,6 Liter. Nu in Benelux-verband de gelijkmaking van de accijnzen weer twee jaar is uitgesteld, rijst de vraag of het moment niet is gekomen bij de Regering zeer sterk erop aan te dringen, onafhankelijk daarvan, de accijns voor bier te verlagen. Zij heeft trouwens meermalen verklaard zulk een verlaging alleszins redelijk te achten. Dit klemt te meer, waar het de Regering niet onverschillig kan laten, dat tal van brouwerijen, die niet als de onze, inkomsten uit export en buitenlandse deelnemingen ontvangen, in ernstige moeilijkheden dreigen te komen. Een andere ongunstige factor is de toename van het verbruik van bier op fles, ten koste van

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 4