tegenstelling tot vele andere soorten
bedrijven gestadig toeneemt in aantal.
Ondanks de sterke groei van de con
sumptie van dranken thuis, een groei
die naar verwacht wordt nog verder zal
toenemen, blijkt uit het „Structuuron
derzoek Horecabranche 1973", (van de
Stichting Het Nederlands Economisch
Instituut te Rotterdam) waaruit wij ver
der nog enkele malen zullen citeren, dat
de animo voor het horecabezoek niet
afneemt. Zo blijkt 46 procent van de
Nederlandse bevolking in de leeftijd van
zestien tot zeventig jaar gemiddeld 25
maal per jaar een café/bar te bezoeken,
terwijl 15 procent het een keer of meer
per week bezoekt. Van deze 15 procent
zegt tweederde dat het een bezoek
betreft aan hun stamcafé. De redenen
die men opgeeft voor het bezoeken van
een horecabedrijf zijn velerlei en beant
woorden aan de sociale doelstelling die
men voor het horecabedrijf kan stellen:
het gezellig uit zijn, ontmoeten van
vrienden en bekenden, ontspanning.
Deze redenen blijken voor horeca-
bezoekers zó sterk te zijn dat zij de prijs
van de consumpties op dat moment
minder belangrijk achten. Toch vormt
de prijsstelling in het horecabedrijf voor
vele anderen wel degelijk een drempel.
Het is echter moeilijk te kwantificeren of
het alleen de prijsstelling is of dat ook
andere factoren een rol spelen, omdat
uit het onderzoek blijkt dat zelfs in het
fictieve geval dat de horecaprijzen gelijk
zouden zijn aan de winkelprijzen een
zeer groot aantal mensen - namelijk 63
procent - de voorkeur geeft aan con
sumptie thuis, bij familie of vrienden.
Vast staat evenwel dat de prijzen zoals
we die kennen voor dranken in winkels
en horecabedrijven geleidelijk zo ver uit
elkaar gegroeid zijn dat voortschrijden
de stijgingen op de langere duur ten
nadele van de horeca zouden kunnen
werken. Indien geen „compensatie" ge
boden wordt in de vorm van dienstbe
toon, sfeer, inrichting en convenience
ontstaat er al te gemakkelijk een tegen
zin tegen het horecabedrijf. De moge
lijkheden om een groter deel van de
consumptieve bestedingen naar zich
toe te trekken is voor de horeca
ondernemer nog steeds aanwezig om
dat de Nederlander, in vergelijking met
de inwoners van de ons omringende
landen, nog duidelijk een geringer deel
van zijn inkomen aan consumptieve
doeleinden „buiten de deur" besteedt.
Tegenover de drempelvrees en de kriti
sche houding die de Nederlander aan
neemt tegenover het horecabedrijf zal
de horeca-ondernemer dan wel over
een langere duur van jaren juist datgene
moeten uitdragen waarvoor de Neder
lander gevoelig is en waardoor het
horecabedrijf voor hem aantrekkelijk
wordt.
Ook van belang is een actieve opstelling
van de ondernemer in de presentatie
van zijn assortiment. De wijze waarop in
menig horecabedrijf de aanwezige pro-
dukten aan het oog onttrokken of op
een plank boven het hoofd van de
bezoeker „gestapeld" zijn, nodigt niet
uit tot het doen van een keuze. Juist
deze keuzemogelijkheid zou meer ge-