In maart 1970 was de heer H. Keifkens een van de laatste kasteleins, die zelf nog hun bier bottelden. Zijn café aan de Noordendijk te Dordrecht werd enkele jaren later, in verband meteen stadssanering, afgebroken. Enkele bierpullen uit de 16e eeuw. (Uit de verzameling van M. van De Ridderhof in Maassluis, eveneens een historisch pand. Hoogstraten, Instituut Stad en Landschap Zuid-Holland) de hand de flessen, die voorzien waren van een beugelsluiting. Veelal hadden deze flessen een ingebrand etiket waar op de naam van de bottelaar of een fantasienaam voorkwam, zelden slechts de naam van de brouwerij. Hij nam het met het biermerk dan ook niet altijd al te nauw. Bij schaarste of stagnatie in de levering nam hij met graagte partijen vaten af van verschillende brouwerijen. De tijd van het merkartikel was dan ook nog niet aangebroken! De bierbottelaar was tevens groothan delaar, zij het dat zijn assortiment nog beperkt was. Het gedistilleerd ging rechtstreeks van de distillateur naar de klant, de frisdranken waren nog van weinig betekenis, de wijnhandel was voornamelijk in handen van een gespe cialiseerde bedrijfstak. Een groeiend kwaliteitsbewustzijn als gevolg van een steeds verdergaande beheersing van het moderne produktie- proces en de bewustwording van de betekenis van merkbekendheid, brach ten brouwerijen er toe meer aandacht te besteden aan het flessebier voor de binnenlandse markt. Toch zou het nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren, voordat het flesse bier zijn grote betekenis zou krijgen. Hoewel het aantal bierbottelaars tame lijk snel afnam, waren de laatste volhar denden tot voor een tiental jaren jaren nog actief.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Heineken - Tap en Schap | 1975 | | pagina 11