De Jong in zijn eigenhandig ingerichte doka fotografie als middel S. Jessurun de Mesquita. Maraboes, 1930. by. Middelharnis heeft geen museum en het fotograferen in musea elders in den lande zou veel te tijdrovend zijn geweest. Nog afgezien van het feit dat in vele musea fotograferen über haupt niet is toegestaan. Hoewel hij duidelijk stelt, dat het om het eindresultaat gaat en de fotografie slechts als middel daartoe dient, mag je het laatste toch een zeer belangrijk onderdeel van zijn hobby noemen. „Het is niet zo maar het maken van een foto van een reproduktie," verduide lijkt De Jong, „je probeert er iets van jezelf, een eigen visie, in te leggen." Daarvoor gebruikt hij de fotografie, werkt met filters en past allerlei tech nieken toe, zoals het omkopiëren en het in een bepaalde kleur brengen A. Dürer. Ridder te paard met lansknecht, 1496/97. van zijn zwart/wit vergrotingen. Soms fotografeert hij een gedeelte van een oude meester, dat dan weer als een „nieuw stuk" een eigen leven gaat leiden. Van elke opname worden de fototechnische bijzonderheden even eens vastgelegd. Zoals zovele amateurs is ook De Jong heel eenvoudig met voorzetlenzen begonnen. Daarna werd overge schakeld op tussenringen en op het ogenblik beschikt hij over een appa ratuur, waar je „u" tegen zegt en een doka om stikjaloers op te zijn. Die donkere kamer bevindt zich direct onder het dak. In een afgeschoten gedeelte van de vliering heeft onze veelzijdige hobbyist zich een keurige en compleet uitgeruste werkkamer ge schapen. In deze doka komen per jaar zo'n duizend vergrotingen tot stand. Voor het opnemen (De Jong werkt uit sluitend met kleinbeeld en op zwart/ wit) staan een Exakta, een Minolta en een aparte repro-camera ter beschik- -f F. Huys naar Pieter Breughel. Oorlogsschip, 1525. Pieter Breughel. Gramschap, 1558. king. Bij het fotograferen van repro- dukties wordt steeds dezelfde, laag- gevoelige (16°Din) film gebruikt. De Jong's voorkeur gaat uit naar wer ken uit de 16e en 17e eeuw. Al vroeg begon hij met het op eigen wijze vast leggen van de schilderijen van Jeroen Bosch en Pieter Breughel. In de afge lopen jaren heeft hij op deze manier vrijwel alle bekende Nederlandse en buitenlandse schilders uit de 16e en 17e eeuw in zijn fototheek opgeno men. Zelf schat hij dat hij in totaal zo'n tienduizend vergrotingen (18x24 en groter) heeft gemaakt. Bescheiden als hij is, wil hij met zijn hobby niet naar buiten treden. Dat is jammer, want wie heeft zo'n grote en unieke collectie als deze meester in het fotograferen van oude meesters...? 21

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Heineken - Tap en Schap | 1974 | | pagina 25