7 Werknemers organisaties moeten worden in nieuwe bottellijnen. Dit zou weer betekenen dat daarvoor extra bemanningen zouden moeten worden aangetrokken. Nu reeds ondervinden wij grote moeilijkheden bij de vacaturevervulling. Door werktijdverkorting zou dit probleem nog verergerd worden. Om bovengenoemde redenen menen wij dat met een eventuele beslissing tot invoering van werktijdverkorting en de vormen waarin deze plaats zou moeten vinden grote voorzichtigheid zal moeten worden betracht. Wel is overeenstemming bereikt over de volgende punten: - het aantal vakantiedagen wordt met 1 dag uitgebreid - voor 1979 worden 2 extra vrije dagen toegekend - aan werknemers, werkzaam in de volcontinudienst, wordt 1 roostervrije dag extra voor 1979 en 1 roostervrije dag extra voor 1980 toegekend; een werkgroep zal gaan bestuderen op welke wijze ingespeeld kan worden op de problemen van de werknemers in volcontinudienst, waarbij als een van de oplossingen om tot humanisering te komen, het rooster van de vijfploegendienst aan de orde zal komen - in het kader van het vervroegd uittreden (VUT) wordt de in onze onderneming geldende overbruggingsregeling, die van toepassing was op 63- en 64-jarigen, per 1 januari 1980 uitgebreid tot 62-jarigen; door deskundigen zal een vergelijking gemaakt worden van het financiële gedeelte van onze overbruggingsregeling met dat van andere VUT-regelingen in den lande - de leeftijd, waarop men niet meer tot het verrichten van overwerk verplicht kan worden, wordt van 60 jaar tot 571/2 jaar verlaagd - het aantal bijzonder-verlofdagen voor werknemers in de leeftijdscategorieën 60 t/m 62 jaar (mannen) en 55 t/m 57 jaar (vrouwen) wordt uitgebreid - de werknemer kan onder bepaalde voorwaarden eenmaal per jaar, gedurende ten hoogste 5 dagen aaneengesloten, onbetaald verlof opnemen - de op 1 juli 1979 en op 31 december 1979 vastgestelde prijscompensaties vinden plaats op basis van het geschoonde prijsindexcijfer van het CBS - de vloer in de prijscompensatie wordt per procent-op-jaarbasis gebracht op 216,- bruto - de vloer in de vakantietoeslag wordt verhoogd tot f 1940,-bruto. Per 1 juli 1979 bedroeg de prijscompensatie 1,83%. Op 31 december 1979 werden de salarissen aangepast met 2,54% prijscompensatie. Ten aanzien van de prijscompensatie voor het niet CAO-gebonden personeel werd door de regering een maatregel genomen die, als onderdeel van het zogeheten 1 -julipakket, bekend staat als de aftopping van de prijscompensatie. Deze hield in dat bij jaarinkomens (inclusief vakantietoeslag) van f 55.000,- en hoger het salaris voor elk procent prijsstijging met ten hoogste f 42,- bruto per maand mocht worden verhoogd, ten gevolge waarvan de prijscompensatie op maandbasis per 1 juli 1979 maximaal f 77,- bruto bedroeg. Bij de besprekingen intyTkad^van het QÉTO-overleg werd door de IndustrielrontJenfd^Dienspnbonden en de Unie BLHP opnieuw het punt'uitbreiong werkingssfeer CAO' aan de orde gesteld Zoals bekend mag worden verondersteld is ons standpunt dat een eventuele uitbreiding van de C een aparte CAO voor hogere salarisgroepen allei stand kan komen indien zowel de Vereniging van Personeel bij Heineken als de Industriebonden, de Dienstenbonden en de Unie BLHP hieraan willen deelnemen. Met betrekking tot de overige arbeidsvoorwaarden voor het niet CAO-gebonden personeel was tijdens de verslagperiode nog steeds de 'Wet tijdelijke voorzieningen arbeidsvoorwaarden buitencollectieve arbeidsovereenkomsten' van kracht. Deze wet beoogt de lonen en andere arbeidsvoorwaarden van werknemers, die niet onder een CAO vallen, gelijke tred te laten houden met die van werknemers, die wel een CAO kennen. Verder werd, mede op initiatief van de Centrale Ondernemingsraad, de algemene reiskosten vergoedingsregeling door het laten vervallen van de salarisgrens uitgebreid. In januari 1979 werd over de periode van 1 oktober 1977 tot 1 oktober 1978 een tantième van 12 procent uitgekeerd. Ook op andere gebieden dan dat van het CAO-overleg vinden op landelijk niveau geregeld besprekingen plaats met de werknemersorganisaties. Na het samengaan van de Industriebonden NVV en NKV en het tot het overleg toetreden van de Dienstenbonden FNV worden de onderhandelingspartners nu gevormd door de Industriebond FNV, de Industriebond CNV, de Dienstenbonden FNV en de Unie BLHP. De VHP bij Heineken is mede onderhandelingspartij geweest bij de besprekingen over de overplaatsingsregeling Amsterdam Mauritskade. De problematiek rondom de vestiging Mauritskade was vele malen onderwerp van gesprek. Met de werknemersorganisaties werd overeenstemming bereikt met betrekking tot een overplaatsingsregeling, die was afgestemd op het betrokken personeel. Verder vond in de loop van het verslagjaar een eerste bespreking plaats in het kader van de werkgelegenheidsovereenkomst, die in het voorjaar van 1978 met de bij de CAO betrokken vakverenigingen was afgesloten. Deze bespreking was gewijd aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid bij Heineken en de verwachtingen voor de toekomst. Nadrukkelijk zijn besproken de wervingsproblematiek en het ziekteverzuim. De besprekingen met de werknemersorganisaties, ook over moeilijke en ingrijpende zaken, verliepen in een goede sfeer, waarbij duidelijk de bereidheid bestond gezamenlijk passende oplossingen te vinden voor de zich aandienende problematiek. 13

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Heineken - Sociaal Jaarverslag | 1978 | | pagina 17