DESILLUSIE
I w&mëV'
Gedachteloos gleed zijn blik door het overvolle café. Bleef
even rusten bij de jukebox, waar een langgelokte jongeling
door middel van een kwartje zijn eveneens langgelokte fa
voriet tot leven wekte. Een leven dat zich uitte in het ont
lokken van smartekreten aan gitaar en keel van de zan
ger en die op hun volle, blikkerige sterkte het café werden
ingeslingerd. Om onverschillig af te glijden langs de bruin-
berookte muren, die al zoveel hadden gezien en meege
maakt.
Verder ging zijn blik. Werd een ogenblik gevangen door de
felle schitterlichtjes van een kansspelapparaatom daarna af
te dwalen naar de bar, waar enkele mannen in een bulder-
lachgesprek gewikkeld waren, terwijl het meisje toekeek.
Op haar bleef zijn blik rusten. Lang en indringend. Onge
durig trommelde hij met zijn vingers op het met kringen
bedekte tafelblad. Hij verloor het meisje geen ogenblik uit
het oog en voelde zijn verlangen steeds heftiger worden.
Natuurlijk was hij er zeker van hoe het zou gaan. Straks
zou het meisje aan zijn tafel komen. Zoals al zo vaak was
gebeurd. Het zou voor hem staan, uitdagend, fris, stevig en
met die kleur van warme honing, waartegen de hagelwitte
kraag zo uitnodigend afstak.
Langzaam kwam het in zijn richting. En toen plotseling
nog stond het voor hem! Maar hoe! Onaantrekkelijk,
dof, half in elkaar gezakt, terwijl van de hagelwitte kraag
nog maar iets vaags te bespeuren viel.
Verbijsterd keek hij er naar! Kon het niet geloven. Had hij
daar nu zo lang op gewachtf Vol afkeer wendde hij zijn
hoofd af! Maar toch was daar nog die felle begeerte, die
hem onwillekeurig zijn hand deed uitstrekken. Halverwege
liet hij deze echter moedeloos zakken. Nee, dat kon nie
mand van hem verlangen.
Terwijl de jukebox zijn schrille tonen uitstootte, keek hij
naar het voorwerp van zijn verlangen en zei: „Neem dat
maar mee!" En verontwaardigd wees hij op het zo slecht
getapte glas bier. Dat met de laatste reserve van de snel-
slinkende koolzuurkracht naar hem pinkte of het zeggen
wilde: „Jammer, het had zo gezellig kunnen zijn".
S. TOUT
Drie maanden lang kunnen de Rot
terdammers Erasmus op straat ont
moeten. Op hetzelfde Schouwburg
plein, waar de studenten zich een
week lang in het feestgewoel hebben
gestort. In het „Erasmushof", dat
eveneens op 27 juni geopend werd,
ging het er echter duidelijk rustiger
aan toe.
Driehonderd jaar geleden werd in
Rotterdam een van Nederlands groot
ste geleerden geboren: Erasmus. Dit
feit vormde voor de gemeente aan
leiding een middeleeuws pleintje op
te zetten, met daaromheen enkele
„oude" pandjes. Zo ontstonden een
antiekhandel, het geboortehuis van
Erasmus, een wafelbakkerij, een
boekhandel en een taveerne, „Olivier
van Noort", waar ons bier getapt
wordt.
Op de openluchttentoonstelling krijgt
men een indruk van het leven en
denken van de grote Rotterdammer,
die zelf hoog uittorent boven het
publiek en onverstoorbaar de blad
zijden van zijn boek omslaat.
Na de opening van het Erasmushof op het
Schouwburgplein brachten enkele leden van
het Rotterdamsch Studenten Corps een aantal
nummers van „Erasmuze", een in opdracht van
het Corps geschreven musical ter gelegenheid
van de Erasmus-herdenking. Erasmus zelf bla
dert onverdroten voort (boven).
Erasmushof in de schemering. Links: Taveerne
„Olivier van Noort", waar ons bier gretig
aftrek vindt.