So. 11
HET DWAALLICHT
September 1942
Re iz en
TUSSCHEN DROOM EN
WERKELIJKHEID.
Als jongen heb ik altijd be
paald een hartstocht voor reizen
gehad. In de goede Rotterdamsche
dagen zwierf ik langs de havens en
snoof er de geuren op van alle we
re lddeelen. Ik keek naar het laden
en lossen van de witte kasteelen
van de Rotterdamsche Lloyd en be
dwong met moeite mijn stow-away-
neigingen. Met het heen-en-weer-
bootje voer ik langs de hooge,
machtige zwarte wanden van de boo
ten van de Holland-Amerika-Lijn.
Ik kende alle schoorsteenen en
volgde onder de scheepsberichten
in de krant nauwgezet de routes
van mijn favorieten. Op zomer
avonden trok ik naar den spoor
dijk, want ik wist precies, hoe
laat de nachttrein langs kwam
naar Bazel en als de vroolijke,
lichtende slang voorbij was geraasd,
de roode achterlichten in de sche
mering waren verdwenen en de schril
le schreeuw van de locomotief nog
nagalmde door de avondstilte, dan
wist ik: eens zou ik in den
trein zitten, eens zou ik a c h t e i
die lichtende ruiten minzaam wuiven
naar jongetjes, die met groote oo-
gen langs den spoordijk zouden
staan hunke ren
En nu mèg ik reizen! Dagelijks!
Bepaalde bladzijden van het spoor
boekje ken ik uit mijn hoofd: Om
7.10 ga ik richting Amersfoort-
Apeldoorn. Dan heb ik kans dat ik
mag zitten, de leuningen opgeklapt,
met z'n vijven op drie plaatsen.
De latere trein moet ik zéker staan.
Om half negen kan ik richting Am-
hem, maar dan moet ik in Utrecht
overstappen en dat is ongewapend
geen doen. Dan beter om half acht;
die gaat recht door. Om 9.20 heb
je dan in Arnhem de bus naar Does
burg e.v., maar 't is beter daar
niet al te vast op te rekenen; die
is wel vol. Dan wacht je een uur
en nadat je alle vrouwen met en
zonder kinderen de zitplaatsen hebt
laten innemen, sta je twee-dik tus-
schen de banken, je hoofd tegen de
zoldering, zóólang de warme menschen-
lucht in te ademen, tot je op de
grens van menschenhaat bent gekomen.
Gelukkig duurt dat maar uur tot
Doetinchem. Maar *t kan voorkomen,
dat je naar 's Heerenberg moet.
Dat is een prachtige, rechtstreek-
sche verbinding vanaf Doetinchem
per stoomtram. Die tram is grooten-
deels gevorderd door de Achterhoek-
sche jeugd, die na de kalme studie
uren op de Deutekomsche schoolbanken
al haar vitaliteit al rijdende tot
uiting brengt, 't Is dus beter om
op het balcon te gaan staan, want
een beetje zwart gezicht en wat
asch in de oogen is tenslotte nog
beter dan een blauw oog of een uit
gescheurde mouw.
De fiets is in deze eigen
lijk ideaal. Van den wind trekken
we ons niets aan; die hebben toch
altijd tegen. De regen is leelijker.
Je start met stralende zon van het
Amstelstation en als je op de fiets
tusschen Loenen en Loosdrecht zit,
ligt daar steevast een stortbui op
de loer, die je in dit boomlooze
en waterrijke gebied lafhartig over
valt. Maar je kómt in ieder geval
waar je wezen moet, droog of nat.
Slijtage van kleeding rekenen we
niet. Er is toch niets te koop.
Ik heb als jongen - ik zei
het U reeds - altijd een hartstocht
voor reizen gehad. Ik vermoedde
toen al, dat het spannend zou zijn,
avontuurlijk en vol afwisseling!
Hoezeer wordt dat nu bewaarheid!
We zitten, we staan, we hangen, we
worden geperst en gemangeld, we
vechten en verdedigen ons in alle
soorten trams, treinen en bussen,
we fietsen, we tandemen, we wande
len en op hoogtijdagen rijden we
in de hittenkar...
Als iemand verre reizen doet...
vdz
VOETBALT EN SCHERMT BIJ DE H.B.M.!