WO. 6
HST DWAALLICHT
Maart/April 1942
Sen wedstrijd tusschen de kanto
ren van Rotterdam en Amsterdam
zou dan ook geenszins meer kun
nen uitmaken, aan wie het H.B.M.
kampioenschap toebehoort. Daar
voor zou H.B.B. en H.B.B.A., de
beide fabrleksvereenigingen,
moeten worden ingeschakeld.
Verleden jaar hebben wij
reeds pogingen gedaan een der
gelijk tournooi te organiseeren.
De tijd van voorbereiding werd
toen echter door de Rotterdammers
te kort bevonden. In principe
voelde men er echter veel voor.
Thans hebben wij weer onze voel
horen naar de Maasstad uitgestrést
en wij hebben gegronde hoop, dat
de plannen dit jaar zullen wor
den verwezenlijkt.
Het tournooi zou dan ge
houden worden óf op het Olympia-
plein, óf aan den Zuidelijken
Wandelweg op de ABLO-terreinen,
óf op het H.B.B.A.-terrein aan
den Middenweg. Het terrein is
echter niet de moeilijkste zaak,
die in deze moet worden opgelost.
De grootste moeilijkheid zal zijn
het verwerken van de groote mas
sa spelers en supportersHet is
immers te verwachten, dat een
dergelijk tournooi van alle HBM-
kanten zeer veel belangstelling
zal trekken. Een samenzijn van
al deze menschen na afloop van
den wedstrijd in de schermzaal
is onmogelijk, omdat de ruimte
daarvoor veel en veel te klein
zal zijn.
Wij stellen ons voor, om,
zoodra wij van Rotterdam de prin-
cipieele toezeggingen van deel
name hebben ontvangen, met het
H.B.B.A.-bestuur, dat ons zijn
medewerking reeds toezegde,
nader overleg te plegen ten
einde de organisatie van het
tournooi gezamenlijk ter hand
te nemen.
Verdere mededeelingen voer
onze leden volgen zoo spoedig
mogelijk. In ieder geval kunt
U reeds thans den Hemelvaartsdag,
14 Mei a.s., voor dit Heineken's
sport-evenement reserveerenl
Uit den Ijstijd
DE ONVERBETERLIJKEW
VAN 1890
Toen ik hem voor ft eerst zag,
was de druppel aan zijn neus tot
ijskristal verstard en hingen de
pegels in zijn snor en baard. De
thermometer wees -18°C.
"Wintertje, meneer," zei ik
met den jegens den ouderdom ver-
schuldigden eerbied.
"Och, jongeman,"was het ant
woord en hij probeerde zijn ver
stijfde gezicht in een superiori-
teits-glimlachje te trekken,"och,
jongeman, daar weet jil nog zoo
weinig van. In 1890, dat was een
winterI
De tweede keer ontmoetten wij
elkaar in de loopgraven, gevormd
door de dubbele manshooge sneeuw
hopen.
"Wou, meneer", polste ik, "Zoo
veel sneeuw hebben we toch nog
nooit meegemaakt!
Met sneeuw op zijn hoed, sneeuw
op zijn jas, sneeuw in zijn baard
en met een pracht van een rooie
kokkert leek hij precies op het
Kerstmannetje, maar verre van de
vreedzaamheid van deze beminnelijke
persoon beet hij me agressief toe:
"Sneeuw? Waffoor sneeuw? Daar weten
jullie niks van! In 1890...."
Na dien tijd ben ik omgeloopen
als ik hem z.ag aankomen en trachtte
me op een ander trambalcon te persen
dan waar hij op stond.
Behalve dien eenen morgen!
Toen ben ik, zwaaiend met de krant,
recht op hem afgestevend.
"Hier, ouwe sik!" heb ik hem
oneerbiedig toegeschreeuw4 "hier
staat het nu zwart op wit! In geen
140 jaar hebben we zoo'n zwaren
winter gehad! Waar blijf je nu
met je 1890?"
Hij keek me bijna medelijdend
aan. "Och kom, jongmensch" zei hij,
"doe niet zoo naief. Wat die kranten
tegenwoordig schrijven, daar kun je
toch geen steek van op aan. Dat was
in 1890 anders! Toen had je
Wèt je toen had, heb ik, snel
retireerendeniet meer gehoord...
vdz
- -