e:
Januari 1940
Ingezonden Stuk
NIET ZOO SOMBER3 REDACTEUR! 1
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Mijnheer de Redacteur,
Ik merk zeer tot mijn spijt,
Dat U hebt afgelegd
Al Uw blijmoedigheid
U schrijft zoo somber als
'n Rheuraatisch dominê.
Als U zoo doorgaat, blijf 5k
Geen dag meer abonnél
Ik lees dat prul van U
Alleen voor mijn pieizier.
Ik eisch van
Slechts sport en lol en bierJ
?k Hoop, dat die somberheid
Heel spoedig uit zal zijnl
Ik dank U voor Uw aandacht,
Vervelend Sjaggerein!I I
Naschrift van de Redactie; De geachte inzender heeft gelijk, al is dan
ook zijn uitdrukkingswijze niet van dan verfijnden aard, als wij het in
dit blad wel gewend zijn* Maar zelfs ruwe en onbeschaafde personen kun
nen waarheden vertellen* Inderdaad, wij moeten niet zoo somber zijn en
meer het vermaak zoeken» En aangezien geen enkel vermaak zoo intens is
als het leedvermaak, moge hier het verhaal volgen van mij.n fazanten.
'AN SEN FAZANT -
ZOON, DIE NIET TERUGKEERDE!
Het was tenslotte niet mijn
schuld, dat het Achterhoeksche wild,
dat ik voor onzen Kerst-kaartavond
had besteld, alsmaar op zich liet
wachten. Wij dachten niet aan hoog wa
ter en wildschaarschte. "Zeker voor
don Doesburgschen brug gestaan en
rechtsomkeert gemaakt" meenden wij en
wij zochten en vonden zeer behoorlij
ken troost bij een te goeder naam en
faam bekend staanden Amsterdamschen
poelier. De prijzen taf el - U hebt het
gezien - was er geen cent minder om
en mijn vrouw was best tevreden met
de kip, die ik mee naar huis bracht,
al bleek dat dan ook later een eend
vogel te zijn.
Wèl was het natuurlijk ver
keerd van me, om na het briefje, dat
ik ontving en dat mij de ramp aankon
digde, niets tegen mijn echtgenoote te
zeggen en om haar dien middag met een
blij gezicht naar heneden te laten gaat
toen v.Gendt Loos belde voor het af
geven van "een zending"* Natuurlijk wat
zij in een minimum van tijd terug en
zij deed een ontsteld verhaal van tien
vieze beesten met bloederige nekken en
vreeselijk veel veeren en dat zij dien
vent maar niet aan zijn verstand kon
brengen, dat die niet voor ons be
stemd waren. Met alle autoriteit,
die in mij is, toog ik op mijn beurt
naar beneden om de onderhandelingen
voert te zetten, doch ik kon niets
anders doen dan het feit constatee-
ren, dat ik, precies een dag nè on
zen wildavondde gelukkige bezitter
was van tien fazanten, in twee bossen
gebonden, braaf gescheiden tot in
den doods hanen hij hanen en hennen
bij hennen*
Daar zpt ik. Ik kon de dingen
toch ook moeilijk terugsturen en dies
besloot ik, zelf de eerste hap uit
de gevogelte-berg te nemen. Ik maak
te een haan uit de bos los en legde
hem nonchalant naast de eend-kip.
Dat kon er nog wel bij. Ik had in de
gauwigheid nog niet eens de slechtste
uitgezocht en zoo was mijn vrouw al
spoedig met dat exemplaar verzoend#
Als ik-de andere dan maar gauw kwijt
raakte! ^Dat komt in orde!" verze
kerde ik hearo
As Avonds zou zij Kerstbrood
bakken en ik zou het beest preparee
ren. Ik plantte mij dus in een oude
witte schildersjas op een kruk in de
hoek van haar keuken. Gezelligheid