afscheid
't Gebeurt soms in vroolyke, zonnige dagen,
dat plotsling de slag van het noodlot je treft;
Dan buig je het hoofd, zonder klacht, zonder vragen,
Want geen mensch die je droefheid ten volle beseft...
Je was ons zoo lief en je was ons zoo dierbaar;
We waren zoo stapelmesjokke op jou;
je was onze trots, onze hoop, ons verlangen;
En nu... nu zyn we gedompeld in rouw.
Op een prachtigen dag ben je tot ons gekomen,
Glanzend en jong en zoo smetteloos rein
We voerden je mee onder jubelgezangen
En vierden je komst als een groot festijn.
Er was toen om jou al verbitterd gestreden;
Aan jou waren tallooze woorden gewijd,
Beste en goede... en ondoordachte;
Maar nu was je ons en zoo bleef het altijd
We koesterden jou in een glazen huisje;
We verzorgden je steeds als een moeder haar kind;
We toonden je stralend aan al onze gasten: t
"Nou"pochten we, "zeg nou eens hoe je dat vindt
En nu is het uit; de illusie vervlogen
Nu ga je ijskoud weer met Rotjeknar mee;
En dat alles, ondankbare trouwlooze beker,
Dat allAq alleen om die dooie drie-twee
vdz.
AMSTERDAM-ROTTERDAM
Bovenstaande lyrische ontboezeming belicht één tragische
kant van de ontmoeting van Hemelvaartsdag, zy het dan ook met een
ietwat tè dramatisch effect. Maar er zyn nog meer tragische kan
ten .Daar is vooral de verschrikkelyke manier, waarop wy na al
het seen er verleden jaar is gezegd en geschreven, in de kou zyn
blyven staan?Waar was nu het elftal der vurige wraak Waar was
nu de ploeg die nu eens niet m woorden, maar m daden antwoord
zou geven op je-weet-wel Ik zie ze al grinneken, die Rotter-
dammers
En' laten we eerlyk zyn, ze kunnen grinneken. Want ze heb
ben het 'm dan toch maar gelapt, om de ploeg, die op papier zoo
sterk leek en ook inderdaad sterk was, met de kous op den kop
naar de'schermzaal te sturen. En al was het voor ons, Amsterdam
mers een hard gelag om reeds nu afscheid te moeten nemen van
"de"'beker niemand die sportief denkt - en dat doen we,jandome:-
niemand zal durven ontkennen dat de beker in de goede handen
terecht kwam.
Ze hebben het verdiend, al was het alleen maar door het
onvermoeid werkende achtertrio, dat tegen de onuitputtelyke
listigheidjes van Gieschler en de Volkersche stormram zoo stoer
stand hield.Daarby moet worden toegegeven, dat het de Rotter-
damsche verdediging in sommige opzichten vry gemakkelyk werd
gemaakt.By alle handigheid en technische geschooldheid was het
spel van Volkers en Gieschler te prutserig en te kort en al
werden dan ook twee of drie Rotterdammers op virtuoze wyze ge
passeerd, er was altyd nog wel een vierde die kans zag om den bal
een opzanikerd te verkoopen naar de andere kant van het veld.
Daar kwam nog by, dat van den vleugel Muller-Marinus ook al niet
byster veel kracht uitging. In eenige schitterend genomen
corners bewees Marinus dat hy nog steeds zeer goed weet, hoe