- 2
OUWSJAARS-OVERPBINZINGEN
"in een cnzekeren nacht geboren,
ziek en een deerlijk mismaakte,
wij staan neg bij de vraag verleren
hoe gij tot laven geraakte?
alle tijden rondom u zwijgen,
nooit was een zoo onmachtige
geroepen een troon te bestijgen
zoo wankel tusschen tweedrachtigen,
tien eeuwen zijn in u teruggesprongen,
jaar, hoe zult gij rechten
een wereld in een strijd gedrongen
dien zij niet kan beslechten?"
PcSzie met een groote P is over het algemeen een kwestie
van zeer persoonlijken aard, maar iic geloof toch, dat er weinig
menschen zullen zijn, die de tragiek van bovenstaande regelen niet
aanvoelen. Zij werden door A.J.D.van Oosten gewijd aan Nieuwjaar
1932j toen dus langzamerhand de beteekenis van het woord "depressie"
tct m alle geledingen van de maatschappij begon door te dringen.
Het kost ons moeite ons te realiseeren, dat dit nu alweer zeven jaar
geleden is, moeite cck, cm te geloven, dat reeds toen zoo somber
over de wereld werd geoordeeld. Zeker, zwaar waren reeds toen de
dreigingen, die over de wereld hingen, onzeker was de existentie
van millicenen en geschokt en beschaamd het vertrouwen in figuren,
waartegen wij jarenlang in eerbiedige bewondering hadden opgezien.
Maar wat is dat alles vergeleken bl.i de verschrikkingen, waarvan
wij het afgeloopen jaar den maca'oeren wiekslag hoorden?
Och, het is niet aan ons cm wereldproblemen cp te lossen.
Wij mogen er aan de stamtafel zoo .graag eens over zwetsen, slinge
rend onze verwijten naar links en naar rechts. Wij klimmen zoo
graag hoog in de teren van onze eigengereidheid en beschikken daar
over goed en kwaad, over oorlog en vrede, over deed en leven. V/ij
trekken met opgewonden gebaren nieuwe grenzen en bouwen eigen,
feillocze stelsels op uit woorden, uit indrukwekkende woorden, die
wij leenden uit het blad van onze kleur cf de redevoeringen van en-
zen openlijken of heimelijken favoriet.
Maar als het erop aankomt enze schocne moraal-thecrien
van recht en redelijkheid te toetsen aan onze eigen daden, kijk,
dan ontbreekt er nog weieens het éln en ander aan.
De wereld is niet volmaakt, noch zijn dat de menschen,
die haar bevolken. Wij hebben allemaal onze fouten, de Duitschers,
de Hollanders, de leden van de Sportclub H.B.M., U en ik. Laten wij
ze in deze ernstige tijden erkennen, maar laat ons tegelijkertijd
naar verbetering van die feuten streven, in de eerste plaats van
onze eigen feuten. De wereld zit in de knoop. Wij kunnen die knoop
niet ontwarren. Maar wij kunnen ervoor zorgen, dat ons eigen wereld
je, het v/ereldje van ons eigen ik, van ons gezin, onze collega's,
en ook van onze sportclub, dat in d&t wereldje geen knoopen ontstaan.
Wij moeten medewerken en geen onrust stoken5 wij moeten opbouwen en
niet sloopen; wij moeten het goede in onze medemenschen erkennenj
het eerste voorwerp van onze critiek moeten wij zélf zijn. Want
tenslotte zijn ook wij en onze omgeving één van die miniatuur
deeltjes, waaruit de maatschappij is samengesteld. Men kan geen
goed bier brouwen van minderwaardige gerst. Men kan evenmin een
goede maatschappij vormen uit minderwaardige onderdeelen.
Nu zal ik van sommige zijden wel weer het verwijt krijgen,
dat het bovenstaande niets met de sportclub te maken heeft en dus