Oud-boftelarij-baas FOKKE
vertelt over 't verleden
3
DEMONSTRATIE
Het eerste verhaaltje speelt zich af in
1922, toen er rondom de brouwerij nog
veel open terrein was. Aan de bouw van
het vatengebouw werd toen nog niet ge
dacht. Flessebier was er toen alleen voor
de export. De fusten werden met man
kracht op wagens en schuiten geladen.
Deze wagens, die door paarden werden
getrokken, verlieten de brouwerij door
een poort. Dat was niet zo eenvoudig,
want de weg naar deze poort was bijzon
der steil. Zo steil zelfs, dat de twee
paarden die voor de wagen gespannen
waren het niet alleen afkonden. Er werd
daarom één heel sterk paard gekocht,
dat vóór de twee anderen werd aange
spannen. Dit paard noemde men de
doortrekker.
De schuiten werden geladen met fus
ten, die over het terrein naar de wal
werden gerold. Ook in die tijd werd er
al gedacht aan mechanisatie en daarom
werd er een rails in de grond gelegd,
waarop een lorrie ging rijden. Deze lor
ries werden voortbewogen door een ben
zinemotor. Op de dag dat dit nieuwe
transportmiddel in gebruik genomen zou
worden, kwamen heren van de directie,
een ingenieur en andere hooggeplaatste
ambtenaren kijken naar een kleine de
monstratie. De lorrie werd keurig netjes
volgeladen en de baas nam er op plaats.
Er klonk een hoera toen de lorrie naar
de wal vertrok. De fusten werden op
een voortreffelijke manier afgeladen.
Iedereen keek vol bewondering naar het
nieuwe voertuig en men schudde elkaar
tevreden de hand. De baas klom weer
op de lorrie om terug te rijden naar
het terrein. Om vrij baan te hebben
riep hij luidkeels: 'Past u allen op, he
ren'. De lorrie reed met een vaart het
water van de Singelgracht in. Drijfnat
werd de baas even later op het droge
gehesen. Hij had vergeten de handle op
'achteruit' te zetten en men had er niet
aan gedacht aan het eind vain de rails
een stootblok te plaatsen.
ECONOMIE
Om te zien of de produktie van een
bepaalde afdeling wel efficient genoeg
was, kwam eens een groep van acht he
ren een paar dagen achter elkaar kijken
op de bottelarij. De werkmensen von
den dat niet zo leuk, want die denken
dan direct dat er ontslagen zullen val
len.
Hoewel de baas vertelde dat het daar
niets mee te maken had, waren de men
sen toch prikkelbaar. Het gebeurde op
één van die dagen, dat er in de tapma-
chine groene flessen werden gevuld. De
flessen lopen dan door naar de pasteu-
riseerbak, blijven daar een uur en gaan
daarna naar de etiketteermachine. Nu
waren er in de pasteuriseerbak nog brui
ne en witte flessen aanwezig. Deze witte
flessen gingen langs de etiketteermachi
ne juist toen er een econoom stond te
kijken. De man verwonderde zich hier
over. Hoe komt dat nu, vroeg hij aan
de voorman, die een echte Amsterdam
mer was. Hoe kan dat nou, witte, bruine
en groene flessen tegelijk? Witte in de
etiketteermachine, bruine in de pasteu
riseerbak en groene in de bottelmachine?
Wist u dat? De voorman sprak op norse
toon: Daar bemoei ik me niet mee, dat
moet u aan de baas vragen. En hij zei
er pal achteraan: U moet natuurlijk wel
begrijpen, dat de flessen soms een beet-
Met veel genoegen publiceren wij
in dit nummer van Het Spongat
een viertal verhaaltjes, opgetekend
door één van de meest markante
figuren, die onze brouwerij de
laatste jaren heeft gekend, de heer
G. J. Fokke. De vier karakteris
tieken zijn gelicht uit een grote
serie verhaaltjes, die deze voorma
lige baas bottelarij een tijdje gele
den heeft geschreven. Het zijn
herinneringen uit de 'goeie ouwe
tijd', die de sfeer op de brouwerij
in die dagen kenschetsen. De
heer Fokke kwam op 14 december
1920 in dienst van de brouwerij en
bleef daar tot zijn vervroegde
pensionering op 30 juni 1965. Hij
werd geboren op 10 maart 1902
en zal dus aanstaande maandag
z'n zeventigste verjaardag vieren.
Wij wensen hem van harte profi
ciat en danken hem voor zijn bij
drage aan het personeelsblad.
je verkleuren De econoom vroeg of
hij de grappigste thuis was, waarop de
voorman antwoordde: Ja, maar niet de
stomste.
OLIEBOL
Het derde verhaaltje speelt in 1918 in
een brouwerij aan de Hoogte Kadijk.
Een leuke brouwerij, waar alles nog met
de hand ging. Er werd daar gebotteld en
als een ploeg werklieden 10.000 flesjes
hadden gevuld kreeg men een uur loon
extra. Men werkte toen 10 uur per dag.
Het loon van een jongen van 14 jaar
was 1,75 per week. Dat was drie cen
ten per uur, maar hij kreeg 3 dagen
vakantie en 1,50 vakantiegeld. Dat
werd hem in een grauw papieren zakje
overhandigd, meestal in 300 halve cen
ten.
In die dagen werden er ook al excursies
voor bezoekers gehouden. In de leg-
kelders lagen enorm grote houten va
ten, waarin een zogenaamd mangat
zat. De bezoekers konden maar niet ge
loven, dat door zo'n klein gat een man
(lees verder pag. 4)