Verkoopkantoor Brussel
groeit steeds verder uit
PERSONEELSORGAAN VAN DE AMSTEL BROUWERIJ N.V.
Ben je al
ÏAMSim
HET SPONGAT
NUMMER 65 - 27 JULI 1967
Eén van de meest gedurfde onderne
mingen in de geschiedenis van de
Amstel Brouwerij van de laatste jaren
was de start van de verkoop van ons
bier in België. Immers dit bij uitstek
bierdrinkende land kende reeds vele
honderden brouwerijen, terwijl praktisch
uit alle bierbrouwende landen dit pro-
dukt in België op de markt gebracht
wordt. Het was de heer H. L. Messing,
die in januari 1956 helemaal in z'n
eentje naar ons buurland trok en van
uit Dendermonde zijn eerste stappen
deed.
Aanvankelijk werd al het werk gedaan
vanuit een huurkamer in hotel Het
Vaderland. Toen het eerste bier voor
tussenopslag een plaats moest krijgen,
werd een oude bunker gehuurd, die het
(Lees verder pagina 2)
De bovenste foto toont de oude bunker
in Dendermonde, waarin de heer Mes
sing in 1956 het eerste Amstelbier op
sloeg. Achter de schutting op de tweede
foto is thans het verkoopkantoor ge
vestigd.
of ga je nog? Deze twee vragen zijn
de polen waaromheen de gesprekken
zich in deze tijd afspelen. Deze dis
cussies duiden een bijzonder merkwaar
dige periode aan in onze bedrijfssamen-
leving. Immers, in de maand mei ont
staan er dwars door alle lagen en ge
ledingen van het bedrijf heen, twee
duidelijk herkenbare nieuwe groepen.
Dat zijn de „ik-ga-nog'ers" en de „ik-
ben-ariers". Aanvankelijk behoren wij
allemaal tot de eerste categorie om dan
plotseling na twee of drie weken in de
andere groep terecht te komen.
Zoals gezegd, tijdens deze overgang be
vindt het bedrijf zich in een labiele
toestand, die duidelijk te constateren
valt uit de conversatie en uit de, in
grote ladingen aangevoerde, meer-
kleuren-drukwerken uit alle delen van
West-Europa. Tot welke van de twee
groepen iemand behoort, is op te maken
uit de inhoud van zijn gesprekken en
verder meestal uit zijn verschijnings
vorm.
De „ik-ga-nog'ers" kijken wat wild in
het rond en spreken op besliste, doch
verwachtingsvolle toon, zoals een kind
die voor het eerst met zijn ouders mee
mag naar de kermis. Zij leggen ons
breedvoerig uit waarom zij ditmaal niet
naar Spanje gaan, waarom zij geen
huisje huren aan zee, doch gekozen
hebben voor de Ardennen. Zij willen
niet ver weg, het moet niet te veel geld
kosten, en je kunt toch overal slecht
weer treffen, nietwaar?
De duur van dit gesprek is afhankelijk
van het aantal aanwezige „ik-ben-
al'lers". Zij kunnen namelijk ervaringen
meebrengen, die niet overeenstemmen
met de verwachtingen van de Arden-
nenbezoeker. Er wordt dan echter
meestal toch gezwegen, want het is nu
eenmaal code, dat iedereen recht heeft
op zijn eigen stukje voorpret. De ver
halen van de „ik-ben-al'lers" worden
op zachte en milde toon verteld, waar
bij de ogen gericht zijn op het venster
waarachter zij het blauw nog ver
moeden. Zij leggen ons uit, welke route
ons snel naar Bad Ischl voert, welk
stekje aan de Beulakkerweide de
meeste baars oplevert, of welk strand
de meeste kansen biedt op een ont
moeting met een beeldschoon meisje.
Verder zijn de leden van deze groep
herkenbaar aan een donkerder huids-
(Vervolg op pagina 2)
1