3 (Vervolg van pag. 2) vader zei dat het verstandiger was om eerst nog wat te rijpen alvorens de stu die te beginnen; daarom kwam ik in de zogenaamde „ster"-klas van de MTS, afdeling werktuigbouw. Om eerst nog wat praktijk op te doen ging ik naar de Amstel Brouwerij en ziedaar dan mijn goede herinnering aan de centrale keu ken (als u de bietjes niet meerekent). Ik heb het werk op de brouwerij bijzonder leuk gevonden en wat mij vooral ook zo goed deed was, dat de mensen mij hele maal als een van de hunnen beschouw den - ze sprongen niet met mij om als „het zoontje van de directeur" ze deden altijd gewóón." „Van september 1944 tot aan de bevrijding ben ik, omdat ik al in de gevaarlijke leeftijd was, ondergedoken geweest. Een spannende tijd soms, meer malen kroop ik door het oog van een naald. Op een keer, toen er in De Bilt razzia's werden gehouden, moesten mijn broer en ik - maar gelukkig had ik niet de omvang van nü - urenlang in een kleine muurkast opgevouwen zitten, terwijl het huis van mijn ouders werd doorzocht. Kort daarop kregen we een betere schuilplaats in een van de twee kamers, die wij in ons huis, dat inmid dels door de Duitsers gevorderd was, mochten blijven bewonen. Ze hebben nooit iets gemerkt tot op het ogenblik dat we door de Canadezen werden be vrijd - en hoe verbaasd keken zij toen we ineens tevoorschijn kwamen." Onmiddellijk na de oorlog speelde de jonge Reinhard met de gedachte, mee te doen aan de bevrijding van Indië, maar vóórdat dit plan werkelijkheid kon wor den, capituleerde Japan en was de ge hele wereldoorlog achter de rug. Nu werd het tijd, eindelijk naar Delft te gaan. „In die stad heb ik een prettige studietijd gehad, ik woonde er midden op de Oude Delft en er was wat je noemt 'sfeer', eigenlijk veel meer dan in een grote universiteitsstad. Begin 1953 was ik als scheikundig ingenieur afge studeerd. Een tijdje heb ik daarna bij een Zweedse papierfabriek even ten noorden van Stockholm gezeten om er varing op te doen. Tijdens mijn studie was er nog geen sprake van, dat ik bij de Amstel zou komen. Ik zag nog zoveel andere mogelijkheden, de olie-industrie bijvoorbeeld die zich zo enorm aan 't ontwikkelen was, maar tenslotte bleek uit gesprekken die ik met mijn vader had, dat in de brouwerij-industrie ook een grote technologische ontwikkeling gaande was en dat ze er te weinig in genieurs hadden. Enfin, de banden die de Kooys aan de Amstel bonden, deden op den duur toch hun uitwerking voelen en zo kwam ik in 1953 als bedrijfsinge- nieur in dit bedrijf terecht. Na enkele jaren was ik algemeen procuratiehouder en na het aftreden van jhr Six van Hille- gom en mijn vader in f958 werd ik op 1 januari 1959 directeur - in deze zelfde kamer" - één van de vier. Vóór het zover was, had ir van Marwijk Kooy alle gelegenheid gehad, zich een oordeel te vormen over de omvang van zijn taak. „Het mankement van deze tijd," zo redeneerde hij (en zo redeneert hij nóg), „is de ver doorgevoerde specia lisatie. Hoe langer hoe meer wordt van iemand verwacht, dat hij steeds méér weet van steeds minder. Dit is een nood zakelijk kwaad geworden, het is nu een maal niet anders. Toch heb ik ingezien, dat een technisch beleid niet volledig is als het niet vastzit aan een sociaal beleid. Als technisch directeur is het beslist noodzakelijk, dat je helemaal op de hoogte bent van arbeidsvoorwaarden. Daarom vind ik het belangrijk, dat ik als voorzitter van het Centraal Brouwerij Centrum - het overkoepelende lichaam voor sociale aangelegenheden van de gehele Nederlandse brouwerij-industrie - telkens met die vraagstukken geconfron teerd word." Tussen zijn Delftse tijd en zijn komst als bedrijfsingenieur aan de Amstel Brouwerij is ir van Marwijk Kooy vier maanden in de Verenigde Staten ge weest om een aantal brouwerijen en research-laboratoria te bezoeken, o.m. in de befaamde bierstad Milwaukee en in St. Louis, waar hem overal een gastvrij onthaal ten deel viel. Sindsdien heeft het hem aan internationale contacten niet ontbroken. Zijn eerste belangrijke „job", toen hij in het bedrijf van zijn vader als ingenieur werkzaam was, bestond uit een reis naar Suriname, waar toen (oktober 1955) een dochteronderneming van de Amstel Brouwerij werd ge opend. De Prins verrichtte de openings plechtigheid, die juist samenviel met het koninklijk bezoek aan de West. Het be drijf heeft zich heel goed ontwikkeld en is in de tien jaar van zijn bestaan ruim verdrievoudigd. Sindsdien heeft ir van Marwijk Kooy er ieder jaar een bezoek gebracht. Ook de andere dochteronder nemingen op Curasao en Portorico, hebben zijn belangstelling voortdurend. Verscheidene malen reisde hij voorts naar gelieerde bedrijven in het Midden- Oosten: Libanon, Jordanië en Irak. Ook onze nieuwe brouwerij in Athene (al weer door Prins Bernhard geopend) bezocht hij meerdere malen. „Soms vin den mijn medewerkers, dat ik wel eens erg veel op reis ben, maar vooral op technologisch gebied is internationaal contact buitengewoon belangrijk zoals dat ook regelmatig plaatsvindt tussen ons en de Engelse, Amerikaanse, Cana dese en nu óok al de Zuidafrikaanse brouwerijen. Research leidt tot allerlei verbeteringen, bijvoorbeeld op verpak- kingsgebied, waarin met name Amerika ons al een poos ver vooruit was; en verder inzake de continue procesversnel ling, die zich over de hele linie heel in teressant ontwikkelt." Wij vragen hoe het komt, dat de naam Duitsland vanouds toch het bierland bij uitnemendheid - zo zelden klinkt als er over research gesproken wordt. Uit het antwoord, dat ir van Marwijk Kooy geeft, blijkt dat Duitse brouwerijbedrij- ven gemiddeld veel kleiner zijn en on tegenzeggelijk bij de Nederlandse brou werijen achter liggen. De grote Neder landse brouwerijen kunnen in sommige opzichten nog van de Amerikaanse leren, vooral wat 'efficiency' en 'proces sing' aangaat. Het is zeker zo, dat uit Europa - en dan moet vooral ook Frankrijk genoemd worden goede ideeën voortkomen, maar uiteindelijk beschikt Amerika over de nodige appa ratuur om die ideeën volledig in toe passing te brengen. „De tijd is al lang voorbij, dat Duitse brouwmeesters in ons bedrijf werkzaam waren om ons te leren hoe er bier gebrouwen moest worden. Die brouwmeesters hielden er soms wonderlijke empirische methoden op na; ze schonken wat bier over een stoel uit en gingen er met hun leren broeken op (Vervolg op pag. 4) J.l. 6 september is voor de Amstel Brouwerij N.V. een belangrijke dag geweest, al was daarvan in het bedrijf zelf niets te merken. Op die datum werd namelijk voor notaris Mr W. C. Treurniet te Rotterdam de akte gepasseerd, waarmede de nieuwe statuten onzer Vennootschap van kracht werden. U ziet hier het ogenblik van de ondertekening der akte in beeld gebracht: links notaris Treurniet met als een der getuigen Mr A. J. Korteweg, candidaat-notaris; rechts de secretaris van onze Ven nootschap Mr J. C. Bossard, die namens de Raad van Beheer tekende (de Raad van Beheer heette vanaf dat ogenblik: de Raad van Bestuur).

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1965 | | pagina 3