Vat met dertig jaar oud bier gevonden
«oouuo
Een matroos, zo gaat een verhaal, liet eens een zilveren theepot uit de officiersmess,
overboord vallen. Hij herstelde zich spoedig van de schrik, ging naar de kapitein en
vroeg: Kapitein, als u weet waar iets is, is het dan weg?" „Welnee", zei de kapitein,
„natuurlijk niet"„Prachtig"zei de matroos opgelucht, „dan is uw zilveren theepot niet
weg, want ik weet waar hij is op de bodem van de zee."
ian dit verhaal werden wij herinnerd
toen onlangs een telefoontje uit Gro
ningen ons op de hoogte stelde van
het feit, dat er in de Oost-Flevoland, bij
Biddinghuizen (een kantine met een paar
woningen) door de Rijksontginningsdienst
een vat Amstel bier was gevonden. De heer
Schubart van ons Groningse filiaal vroeg
ons of wij hiervan een foto wilden hebben
voor Het Spongat, een aanbod dat wij met
graagte hebben geaccepteerd. Vandaar dat
u hierbij een afbeelding aantreft van het
vat, nadat het gedeeltelijk was uitgegraven.
Rechts staat de heer Donker van de boven
genoemde rijksdienst, links een opzichter
van de Nederlandse Heidemaatschappij.
Het vat lag oorspronkelijk onder het slib
zoals dat met alle voorwerpen in dit droog
gelegde gebied het geval is. Natuurlijk was
menigeen zeer benieuwd naar het vat en
Hoe oud zou het bier zijn? vroeg men zich
af. Op zijn minst negen jaar, dat moest
wel want het was een vat met de sponning
opzij, een gepekt vat dus en wij pekken
sinds negen jaar niet meer. Maar na een
blik op het ijkplaatje, kwam de heer Tim
merman van onze tapkelder tot de gevolg
trekking dat het vat van 1941 of 1931
moest zijn. Vroeger moesten de vaten om
de twee jaar worden geijkt en nadat dan
was vastgesteld hoe groot de werkelijke
inhoud was, kwam er een ijkplaatje op met
een codecijfer. In ons geval stond er een 1
op het plaatje, hetgeen wil zeggen, dat het
in 1963 (of 1932) dan wel in 1941 (of
1942) geijkt moest zijn. Men kwam even
wel tot de conclusie dat het niet 1941 kon
zijn geweest, bleef dus 1931 of 1932. Het
bier was dus meer dan dertig jaar oud.
Nu was ook de belangstelling van de heer
Dams, chef van ons laboratorium, gewekt;
deze wilde dat oude bier weieens onder
zoeken. Niet dat men verwachtte nog een
smakelijk glaasje te kunnen tappen, maar
De bewegwijzering in Oostelijk Flevoland
heeft uiteraard nog een voorlopig karakter:
afstanden worden niet aangegeven, wel
wordt de weg gewezen naar de koolzaad
velden, die inderdaad zeer de moeite van
het zien waard zijn. Foto: C. H. J. Dams
meer nog naar het bier. Hoe het vat op de
bodem van het IJselmeer was terechtge
komen kon niet met zekerheid worden ver
klaard, maar men vermoedt dat het van de
Lemmer- of Kamperboot is gevallen.
16