DE PAARDESTAART
Sinds 1215 heeft Londen, zoals bepaald
in de Magna Charta, het recht zichzelf
te besturen. De Lord Mayor of eerste
burgemeester is een machtig man, die met
grote statie wordt ingehaald na zijn ver
kiezing. Eeuwenlang ging deze optocht
te water, maar sinds 1856 schrijdt de
plechtige stoet door de straten en laat
de gouden koets trekken door zes prach
tige paarden, die men voor die gelegen
heid leent van een brouwerij. Men heeft
dit schouwspel in november verleden
jaar weer kunnen zien. Die paarden moe
ten natuurlijk zoveel mogelijk eender van
vorm, kleur en beharing zijn en de
schrik was dan ook groot, toen men op
zekere keer merkte, dat de staart van een
der paarden een afwijkende kleur had.
Er zat niets anders op dan het dier een
valse staart te geven van de goede kleur.
Plechtig bewoog de stoet zich in de rich
ting van het gerechtsgebouw, het eind
punt, toen het applaus langs de kant van
de straat plotseling overging in luid ge
lach. Verwonderd stak de Lord Mayor
zijn hoofd door het koetsraampje en
vroeg de lakei wat er aan de hand was.
Maar deze was sprakeloos. De namaak-
staart bengelde er bij
(Tekening van J. Gauw, Poviet)
waardoor een gladdere bovenkant ont
staat, terwijl bovendien een enkele maal
door een ingegrift zigzag ornament deze
plaats werd versierd. Het is niet meer na
te gaan wanneer men er voor het eerst
toekwam, de schouders van zulke kannen
aan de aanhechting van de hals te ver
sieren met het wonderlijke motief van
een soort manlijk masker. Uit museum
exemplaren vooral ook van Zuidame-
rikaanse vondsten blijkt dit reeds voor
1500 het geval te zijn geweest. Het ge
zicht werd toen zeer primitief getekend,
waarschijnlijk met een houten stokje in
de nog weke aarde, het vooruitstrevende
neusje wellicht afzonderlijk gekneed en
aangezet, de wenkbrauwen en wang-
plooien zijn begeleid door reeksen punt
jes, terwijl onder de kin, waar een baard
aangeduid is, en op beide wangen bij
wijze van volkomen ornamentale en
geenszins naturalistische stylering kleine
rozetten gestempeld zijn.
Een eerste vermelding van deze exempla
ren vond ik in een boedelbeschrijving uit
1467 uit de huishouding van Philips de
Goede: „ung hault gobelet de terre,
onoré et chiqueté, ung visage d'un heré-
mite".
De potsierlijke (het op belachelijke wijze
versieren van potten) tronies op de baard
mannen zijn volgens Engelse overleverin
gen toe te schrijven aan de haat van de
Protestanten tegen kardinaal Robert Bel-
larmine (15421621) wegens zijn scher
pe vervolging en onverdraagzaamheid
tegenover de Hervorming, waardoor de
afbeelding van deze geestelijke steeds op
nieuw de spotlust in de bierhuizen op
wekte. Men noemt ze in Engeland dan
ook algemeen „bellarmines". Met deze
verklaring komen we er echter niet, want
wij zitten met ons kruikje nog altijd in
het Kannenbackerland. Hier gold Sinte
Barbara als patrones en wellicht heeft
men haar willen eren. Een oud potten
bakkersrijmpje zegt, dat God de eerste
pottenbakker was, omdat hij Adam uit
leem vormde en wellicht heeft men Hem
hierdoor willen eren. In ieder geval werd
een oude traditie gehandhaafd.
G. WHardeveld Kleuver jr.
22