JE MOET DE MEISJES HEBBEN Martie Vtrdenius
\Y/ anneer een jonge bromfietser luid
kletterend met het lef van „moet-
je-mij-zien" het verdere verkeer
inhaalt, passeert en snijdt, zeggen ze:
„Kijk nou toch, wat gevaarlijkDaar
moesten ze nou 's wat aan doen!"
Ik vraag me dan af: WAT DOEN???
Naar de knul toe gaan en (stel dattie
naar je zou luisteren) oreren: „Knaap, je
denkt dat het stoer staat, maar het is
alleen maar gevaarlijk. Het kan je je
armen, benen of ogen kosten. Het kan je
verminkt maken voor het leven!"
Lieve mens, je kunt net zo goed tegen
een boomstam aan gaan praten. Op z'n
allerbest zou hij antwoorden: „Och, je
bent gek! Mij kan niks gebeuren."
De statistieken wijzen uit, dat hem wel
wat gebeuren kan. Maar hij gelooft het
niet. Niet als Pa het zegt. Niet als de
politie het zegt. Niet als de speciale ac
ties van het Verbond voor Veilig Ver
keer het op de tévé, door de radio en in
honderden kranten laten weten. Siberisch
blijven ze er onder En daarom is er
alleen nog het meisje. Het meisje, dat
met de armen om hem heen geslagen,
nauwelijks spreken. Hij was een beetje
aan de gedachte gaan wennen dat hij de
volgende dag niet meer zou leven en nu
was opeens alles veranderd. Hij stamelde
wat over een betaling door zijn spaar
centen van de bank te halen: hij kon wat
lenen op de hypotheek van de boerderij
en zijn soldij erbij doen en wat hij bij
elkaar kreeg zou dan wel vijfhonderd tot
zeshonderd dollar zijn.
De presidente schudde zijn hoofd en zei
dat de rekening heel wat hoger zou zijn.
Toen legde hij zijn handen op de schou
ders van de jongen en zei heel vriendelijk
dat de rekening bijzonder hoog zou zijn.
„Niemand kan die rekening betalen, de
buren niet, je kameraden niet. Er is maar
één persoon die het kan en die heet
William Scott. En die kan dat doen door
van nu af aan zijn plicht te doen als
soldaat."
William slikte even en beloofde dat hij
de rekening zou betalen.
Sindsdien was er geen netter en beter ge
poetste soldaat dan Scott, waakzaam als
geen ander. Maar met hem was de hele
compagnie een voorbeeld voor het hele
leger, blij als ze waren om de jongen
die gratie kreeg van de president.
De W.
mee geniet van de snelheid, de spanning,
het gevaar.
„Kén je nog harder, Sjors?"
Ja, Sjors kén nog harder.
Hij kén alle auto's voorbij en flitst door
het gele licht. Hij slipt over tramrails en
scheurt om een bocht. Hij ontwijkt op
een millimeter een spelend kind en op
een haar een fietser. Hij is koning in het
verkeer, die Sjors toch. Hij passeert
rechts. Hij neemt links voorrang. Herstel:
hij neemt altijd voorrang. Misschien loopt
het goed af. Deze keer, volgende keer,
altijd. Dank zij de voorzichtigheid van de
andere weggebruikers.
Maar de statistieken liegen niet.
Als Sjors d'r niet an gaat, dan gaat Kees
d'r an. Herinnert u zich Kees niet meer?
Met dat meisje, dat altijd bij 'm achter
op de brommer zat vastgeknoedeld
Dubbele schedelbreuk, volgens de statis
tieken.
En toch was dat meisje z'n enige kans
geweest, want meisjes doen wel vaak als
of, omdat ze weten, dat het stoer lijkt,
maar ze houden eigenlijk niet zo erg van
snelheid. Als klein meisje hebben ze op
de jongere broertjes en zusjes moeten
passen „voorzichtig oversteke, op het
stoepie blijve!" en met een paar jaar
zullen ze weer op de kleintjes moeten
passen. In het huishouden en met hun
eigen kinderen.
Nee, van de meisjes hoeft het niet, als
je diep in hun wijze hart kijkt. En zij zijn
de enigen, waar de jongens naar zouden
luisteren, misschien.
Je moet de meisjes hebben. Wanneer zij
zeggen „Sjors, ik vin 't éng, zo hard. Van
mij hoeft 't niet. Wat heb je d'r an,
SjorsIk vin 't veel sportiever as je je an
de verkeersregels houdt."
Dan dan had je een kans.
14