Voorzichtig wordt de haak neergelegd. Daar zit je dan met je huis vol zalig heden. Toch een rustige dag, denken wij en gaan overleggen welke arme vergeten man of vrouw we kunnen uitnodigen om met ons Kerstfeest te vieren. ZUIVERE ALKOHOL Er is een heel klein flesje zuivere alko- hol in huis. Voor de plumpudding. Want we steken de plumpudding aan, had onze vrouw tot het oudste nichtje gezegd. Die had gejuicht. Hebben niet alle mensen, hoe klein ook een primitief pyromaantje in hun hart? Lekker brand stichten en dat in huis en dan nog wel een pudding. Heerlijk visioen van gloeiend hete vlam men op tafel en dan lekker griezelen... Drie kwartier later gaat de telefoon weer. De vader van de nichtjes is een gekweld man geweest die laatste vijfenveertig mi nuten. De spreekwoordelijke storm van protest had rond zijn kerstboom gewaaid: wat?! niet naar tante, niet rijden, thuis blijven, geen brandende plumpudding, moeder ziek. Nou ja. Hete, hartensmel- tende tranen. „We komen jullie halen", zegt de vader tot ons, „ik zet de kinderen in de wagen en dan zie je ons wel verschij nen." Voor niets het zilver gepoetst, zeg gen wij. Ik pak een paar dingen in, zegt onze vrouw en ze begint de koelkast leeg te ruimen. Als de koffie op het lage pitje staat, tuurt ze naar buiten, naar de aan staande grijze Volkswagen met twee kleu terneusjes tegen een beslagen achterruit. Daar is hij eindelijk. Toch gegil vandaag: Tante! Naar boven, jasjes uit, per vergis sing ook schoentjes uit. O nee, we zijn niet thuis. Duik onder de kerstboom. LOLLIES Kreet van vele generaties kindertjes. Een kartonnen doos is gauw gevonden, fluks de lollies, de chocola en het vilten kerstman netje-met-wattenbaardje erin. Kijk eens, wat een hoop. En, tante, wanneer gaan we de pudding aansteken? We drinken koffie met van alles erbij; we hadden veel in huis, dat nu niet uit gespreid behoeft te worden over twee dagen. Dan even wat eten bij een bran dende kerstboom in een huis vol zon. Een glas sherry erbij. Het clownsgezicht je heeft haar limonade laten staan en komt naar ons toe voor haar deel van de sherry. Als vader niet kijkt een klein teugje. Verzaligd gaat ze met een vet vingertje voorzichtig onze boeken aan wijzen. Dat mag thuis niet, dus hier ook niet. Och, laat het kind, zegt onze vrouw. We laten het kind. Straks gaan we weg, denken we, en zullen dan met onze vette vinger de boeken van zwager gaan aan wijzen. Wanneer gaan we naar huis? vraagt de oudste. Daar staat tante even van te wan kelen. Vind je het dan niet fijn hier? Je bent er net. Fluisterend zegt ze: pud ding aansteken. Er gaat veel in het vooronder van een Volkswagen: een keuze uit levens- en genotmiddelen wordt vakkundig gestuwd en dan rijden, op weg naar een zieke vrouw, die in alle rust kryptogrammen ligt op te lossen. Tot de kinderen binnen komen en haar bed overdekken met lol lies en noemt u maar op. En ach, dan blijkt deze onverwachte wen ding in onze Kerstmisplannen toch wel weer zijn aardige kanten te hebben. De kinderen zijn in hun eigen huis, er is een glas met een koele drank, waar ze zo nu en dan even verliefd naar komen kij ken, hun eigen boom met piek tot de zol dering brandt met echte kaarsjes en tan te wipt zo nu en dan even naar de keu ken om haar eten in andermans keuken te voltooien. VEEL GESNOEPT Er is veel gesnoept, dus wordt er weinig gegeten, maar de gedachte aan de bran dende pudding houdt de moed erin. Nu gaan we de pudding aansteken, roept onze vrouw met een stem alsof ze tot on lusten opwekt. De oudste gaat mee naar de keuken, waar de pudding op een bord wordt geplaatst om overgoten te wor den met de alkohol. Even een lucifer er bij en dan staat het nichtje al buiten de keuken, ziet de blauwe, traagbewegende vlammen niet eens, maar roept alleen: Steek de gang niet in brand, hoor. Ze ligt weggedoken achter de geopende wc-deur een levensgrote griezelangst weg te gie chelen. Onze vrouw staat moederziel al leen in de keuken en kijkt naar de bran dende plumpudding, die ze niet vervoe ren kan naar de kamer omdat het bord gloeiend heet is geworden. Voorzichtig brengt onze zwager hem met een door theedoeken beschermde hand binnen, waar we de brandstapel in ogenschouw nemen. Schuw komen de kindertjes om de tafel staan en dan worden de vlam men gedoofd. Het is een anticlimax, vin den ze, want de pudding is niet ver brand en er is niets gebeurd. Wil je een stukje? vraagt onze vrouw. Ik blief geen zwarte verbrande pudding, roept de oudste en holt naar haar moe der, waar ze een fijne lolly neemt om haar Kerstdag te beëindigen met een zoe te mond. de W 14

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1962 | | pagina 16