Jacoba van Beieren gooide kannetjes uit het raam
DE OPGRAVINGEN VAN HET CISTERCIëNSERKLOOSTER MARIëNDAAL
Wat kleineergesmakt op een plank
en een man, die te werken begint.
Aan zijn mond lopen lijnen van zorgen
in zijn ogen schittert de glans,
die woont in het oog van 'n kind.
Zijn handen kneden, ze deuken de klei.
Deze woorden uit een gedicht van Wies Moens kwamen mij in de gedachte toen ik
enige tijd geleden bij mijn antiquair het bij dit artikel afgebeelde bierkannetje van
Siegburgs aardewerk aangeboden kreeg. Dit oude bier kannetje bleek afkomstig te zijn
uit de aardewerkvondsten van het klooster Mariëndaal en natuurlijk was na deze mede
deling mijn nieuwsgierigheid gewekt en vandaar dit artikel voor Het Spongat.
In 19561957 kon een groot gedeelte
van de funderingen van het voormalig
klooster Mariëndaal, (Maria ten Dael,
kortweg Den Dael of ook wel Vallis S.
Maria) worden blootgelegd. Tijdens de
aanleg van nieuwe straten in het uitbrei
dingsplan Nieuw Zuilen werd in 1956
enig graafwerk verricht voor de riolering.
Hierbij stuitte men op resten van met
selwerk in baksteen van middeleeuws
formaat. Nadat de afdeling Monumenten
zorg en de Rijksdienst voor het Oudheid
kundig Bodemonderzoek te Amersfoort
hiervan in kennis waren gesteld, werd een
voorlopig onderzoek verricht, waarbij al
dadelijk interessante tegels en stukken
beeldhouwwerk aan het licht kwamen. Zo
veel mogelijk werd bij de indeling van het
werk rekening gehouden met het historisch
onderzoek, er kon echter niet voorkomen
worden dat bepaalde delen van het terrein
vergraven of bestraat werden vóór ze door
zocht waren.
Dit bouwwerk is een van de 35 Cister-
ciënserkloosters geweest, welke zich in de
Middeleeuwen in ons land bevonden. Het
werd in 1245 gesticht door Theodorus van
Kovelwaet, kanunnik van Oudmunster. Hij
schijnt een boerderij ter beschikking te
hebben gesteld voor de huisvesting van de
nieuwe communiteit. Daar er blijkens het
gevonden necrologium doorgaans een abdis
aan het hoofd stond, moet bet klooster een
abdij zijn geweest. De eerste nonnen waren
afkomstig uit de St. Servaas-abdij te
Utrecht. Behalve de stichtingsdatum wor
den nog de volgende feiten uit de geschie
denis genoemd: een verwoesting in 1383
door onweer en een verwoesting in 1483
door Maximiliaan van Oostenrijk. Tenslot
te nog de definitieve afbraak in het jaar
1586.
De huishoudelijke afdeling van het kloos
ter moet zich in de noordelijke vleugel van
het klooster hebben bevonden. Er werden
daar zeer grote hoeveelheden scherven en
De schrijver van dit artikelde heer Harde-
reld Kleui 'er, met zijn aanwinst.
een interessante collectie gave kannetjes ge
vonden. De gehele periode van dit klooster
- 13de tot 16de eeuw was in dit
aardewerk vertegenwoordigd. De plaatsen
van herkomst waren onder meer Langer-
wehe nabij Aken en Siegburg. De bekende
oudheidkundige J. G. N. Renaud schreef
over deze kannetjes o.a.
Helaas moet worden vastgesteld, dat een
grote collectie voorwerpen van het op
gravingsterrein is verdwenen door toe
doen van de draglinemachinisten. Zijn
onze inlichtingen juist, dan hebben deze
heren een aantal afvalputten geopend en
geëxploiteerd en deze vondsten schijnen
in de antiekhandel te zijn terechtge
komen. (Berichten van de rijksdienst
voor het oudheidkundig bodemonderzoek
jaargang 9, 1959.)
Mijn antiekhandelaar wist van niets, maar
in ieder geval is het in mijn bezit zijnde
kannetje bijzonder fraai en bovendien oud.
16