In mei met mij in de tllln Een stukje wereldbol tussen drie schut tingen en de achtergevel van uw huis is een tuin. We onderscheiden hierin de dode en de levende natuur. Tot de dode rekenen wijhet grint, de schuur met alles wat daarin is en het vogeldrenkbakje; tot de levende behoort het plantenrijk en de ondergrondse en bovengrondse fauna. De planten hebben ook hun onderverde ling: kruid en onkruid. Met deze korte in leiding kan ik voor onze steedse lezers wel volstaan, want ik ben daarmee genaderd tot schijn en wezen van de stadstuin. Gezeten in onhandige, maar gebruikelijke tuinstoelen, zijt gij een hovenier of een leek, zij het een hoffelijke. Deze laatste, de ondeskundige, kan vaak gelukkiger zijn dan de hovenier. Ziet hem wandelen op zijn grint, langs zijn schuur; hij buigt zich over een plant met spitse bladeren en grillige stengels. En hij glimlachtWant hij is blij met een plant in zijn hof. De hovenier daarentegen, steekt in datzelf de geval geërgerd een hand uit en v/erpt met een geoefend gebaar de plant op de mesthoop. Onkruid! sist hij. Nu is het woord mest gevallen, hoewel ik het daar niet over wilde hebben. De hof- leek spreekt niet graag over mest, de hove nier wel. Hij hanteert daarbij een taal, die in kleurrijkheid niet onderdoet voor die van de wijnkenner. Het is een goed mestjaar, zegt hij, ofde mest is weer best. Tussen uw halfgesloten oogleden ziet ge een spreeuw pijlsnel uw tuin binnenvliegen. Hem begeleiden enige mussen. Zij zijn ge kleed in grijsbruin, de spreeuw draagt iets stemmigs. Dat hoort bij zijn functie, die ge zoudt kunnen omschrijven als een school- opziener-in-tijdnood. Hij holt over uw ga zon, uw grint en tussen uw bomen en krui den. De mussen volgen hem; zij hebben zich reeds lang verzoend met het onrecht, waardoor zij tot dat vernederende hippen zijn gedoemd. De spreeuw hakt her en der in uw grond en moppert over het feit, dat er niets te mopperen valtde mussen heb ben hun werk goed gedaan en niets eet baars achtergelaten. Hij inspecteert de don kerste hoeken en de mussen volgen zijn speurend oog, terwijl het andere hen streng in de gaten houdt. Ze zijn gereed om zich te verontschuldigen als hij iets mocht ont dekken. Maar hij ontdekt niets... ,,'k Moet wel hard zijn, 'k heb drie onmondige kin deren tot mijn last", zegt hij en vliegt naar een lage tak. „We hebben ze gezien, ze hebben al net zo'n grote bek als jij', zegt een mus, die drie bomen verder zit. De spreeuw doet alsof hij niets hoort en vliegt naar de aangrenzende tuin; hier wordt hij opgewacht door de daar dienstdoende mus sen Onder de grond zijn de pieren aan het wurmen. Maar gij, gij koestert u in de zon op uw vrije zaterdag. De W. In maart is in Parijs een Concours Agri- cole gehouden, op welke tentoonstelling ook het Amstel hier was vertegenwoordigd met een aantrekkelijke stand. Z. Exc. de minister van Landbouw, Francois, vereerde deze stand met een bezoek, waar hij samen met mr. H. E. R. E. A. Frank, (links) landbouwattachê van de Nederlandse am bassade te Parijs een glas bier dronk. Bierverbruik in I960 In Nederland werd in I960 per hoofd 23,8 liter bier gedronken en de omzet steeg in het binnenland met 4,3 ten opzichte van 1959, ofwel tot een totaal van 2.635.339 hl. Ook in I960 was Neder land weer 's werelds grootste bierexpor teur (dertig procent van de productie ging over de grenzen). De positie van het flessebier is iets zwak ker geworden: in I960 ging 57,7% van het bier in flessen, in 1959 was dit 59,7 12

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1961 | | pagina 14