Brouwers deden het Amstel-ijs breken
Bier bracht het eerste leven in Am
sterdams „brouwerij"nog geen
vijfentwintig jaar na de verlening
van het stadsrecht werd hier een tol geves
tigd (1323) ter heffing van belasting op
alle buitenlandse biersoorten. Deze tol, die
het jonge stadje tot stapelplaats voor de
bierhandel maakte, heeft een belangrijke
rol gespeeld in Amsterdams verrassend
snelle opkomst.
De Amsterdammers zelf waren goede af
nemers bier was hun volksdrank. Een
kroniekschrijver wist de duurte en ellende
in het jaar 1491 niet beter te schetsen
dan door te vermelden dat de Amsterdam
mers toen water dronkenEn nog in de
zeventiende eeuw schreef men,,'t Zij dan
dik of dun, geen zo armen mensch hier
t'Amsterdam, of hij drinkt ten minste
scherpbier en geen water".
Het weinig betrouwbare Amsterdamse wa
ter maakte overigens, dat de Amsterdam
mers voorlopig bij voorkeur de uitheemse
bieren dronken. In het midden van de
zestiende eeuw had deze bierdrinkende
stad nog „maar" tien brouwerijen! Goed
brouwwater moest echter uit de omgeving
komen.
De Amsterdamse brouwers, die nooit een
gilde hebben gevormd, hadden sinds 1658
ter behartiging van gemeenschappelijke be
langen waarvan de watervoorziening de
belangrijkste was een college, dat tot
1871 heeft bestaan. De brouwers haalden
met eigen schuiten het water uit de Vecht
boven Weesp. Amsterdams laatste water
schuit vinden we thans in de Prinsengracht
bij het Amstelveld. De brandstoffenhandel
C. Dogger Zn heeft nl. in 1889 een nog
slechts twee jaar oude waterschuit over
genomen van een brouwerij, die in dat
jaar op de waterleiding werd aangesloten
Dit geheel uit gegalvaniseerd ijzer ge
bouwde schip, dat in vier vakken was ver
deeld, werd door genoemde firma ver
bouwd tot lichter.
Natuurlijk konden de burgers van het oude
Amsterdam het water niet ontberen. Wat
zij deden als de regenbak droog was, ver
telt Bredero in „Symen sonder soeticheyt"
Onse back is leegh, en 't water uyt de
brouwers schuyt
Dat kostelck emmertje een duyt.
Het was niet alleen de droogte, die de
watervoorziening van de burgerij bedreig
de. Erger nog was de soms langdurige
vorst van de ouderwetse winters. De brou
wers hadden reeds in de zeventiende eeuw
9