De wonderbaarlijke tovenaar van Oz (siot)
VOOR DE KINDEREN
Hieronder volgt het tweede en laatste deel van het verhaal over de wonder
baarlijke tovenaar van Oz. In het vorige nummer van Het Spongat is verteld
hoe Doortje, een meisje dat met haar oom en tante en een hondje Toto in
Kansas woonde, door een grote storm wordt opgenomen en in een heel vreemde
ivereld terecht komt. Ze ontmoet boze en goede feeën en steeds wordt ze ver
gezeld van een vogelverschrikker, een blikken houthakker, een laffe leeuw en
Toto. Ze wil graag naar Kansas terug en daarvoor kan alleen de tovenaar van
Oz maar zorgen. Deze woont in de smaragdgroene stad en daar komen ze
nu aan.
Er was een groene muur om de stad
heen en daarboven uit zagen zij de
groene daken van de huizen, die
alle van groen marmer waren en
bovenop met een schitterende sma
ragd versierd waren.
Het schitterende allemaal zo, dat de
schildwacht bij de poort hun een
gekleurde bril gaf om hun ogen te
beschermen.
Wat een prachtige stad, vonden ze;
de snoepjes en de bloemen, zelfs de
mensen waren groen en door groene
straten liepen ze naar het Paleis van
Oz.
Daar stond een lange soldaat op
wacht in een groen uniform; hij had
een lange groene baard en hield een
groen geweer in zijn hand en daar
zat bovenin een bos groene bloemen.
„Oz wil jullie wel ontvangen", zei
de soldaat, „maar jullie moeten één
voor één bij hem binnenkomen".
Doortje ging eerst. In de Troonzaal
stond een geweldige troon en daar
op zat een groot hoofd zonder lijf,
zonder armen en zonder benen.
„Ik ben Oz, de Grote en de Ver
schrikkelijke", zei de mond, „waar
om komt u naar me toe?"
„Ik kom vragen of u me naar Kan
sas terug wilt sturen," verzocht
Doortje.
„Als u mij helpt, help ik u", ant
woordde Oz, „dood de Boze Heks
van het Westen".
„Dat kan ik toch niet", riep Doortje.
„Dat kunt u wel," zei hij, „u draagt
de toverschoenen van de Heks van
het Oosten en die hebben een mach
tige toverkracht".
Maar Doortje hoorde verder niet
hoe ze de Heks kon doden en ze
ging bezorgd weg.
De Vogelverschrikker was de twee
de die de troonzaal binnenging. Hij
zag een Hele Lieve Dame. Zij zei:
„Ik ben Oz, de Grote en de Ver
schrikkelijke. Waarom komt u naar
me toe?"
Toen de Vogelverschrikker zei, dat
hij hersens wilde hebben, antwoord
de Oz: „U moet de Heks van het
Westen doden".
De volgende was de Blikken Hout
hakker en die zag Oz in de gedaante
van een allerverschrikkelijkst beest,
bijna zo groot als een olifant en met
vijf ogen in zijn gezicht. Maar ook
de Blikken Houthakker kon geen
hart krijgen voor hij de Boze Heks
van het Westen had gedood.
De Leeuw zag Oz als een felle
Vuurkogel toen hij de Troonzaal
betrad. „Zolang de Heks van het
Westen leeft, blijft gij een lafaard",
zei de Vuurkogel.
Er zat dus niets anders op dan die
Boze Heks te gaan zoeken. Ze
zwaaiden naar de mensen van de
11