stro en zette hem op zijn voeten. Toen Doortje hem vertelde dat ze naar de Smaragdgroene stad ging en naar de Tovenaar Oz, werd de Vogelverschrikker heel blij. „Weet je waarom?" vroeg hij aan Doortje, „ik zit vol met stro en ik heb geen hersens. Als ik met je mee ga, denk je dat de Grote Oz mij hersens zal geven „Dat weet ik niet", zei Doortje, „maar je mag wel mee, als je dat wilt". Nou, dat wilde hij best. En nu liepen ze met zijn drieën verder. Daar zag Doortje in het bos iets schitteren. Het was een manne- Loes is de dochter van de heer IJ. N. Galema te Den Haag. Ze is kortgeleden veertien geworden en tekent al van haar vierde jaar af. En alles uit het hoofd, wat haar fantasie haar ingeeft. Zij heeft ons een paar tekeningen toegezonden, waarvan wij er hiérbij een opnemen. De meeste van haar tekeningen hebben kinderen, feeën en dieren tot onderwerp, maar overal komt bier op voor en dat lijkt misschien een vreemde combinatie, maar Loes heeft gedacht: ze zullen weten, dat mijn vader bij de Amstel werkt. Als Loes de MMS heeft doorlopen (ze is daar nu mee bezig) wil ze naar de teken- akademie. Daar zal ze evenwel meer dan eens naar de natuur moeten tekenen, maar nu kan ze haar fantasie nog botvieren en ze doet dat op charmante wijze. tje, helemaal van blik gemaakt; hij had een grote bijl in zijn hand. De Blikken Houthakker kreunde: „Zoek es een oliekannetje en smeer dan mijn gewrichten even; die zijn verroest en daardoor kan ik me niet meer bewegen". Doortje vond een oliekan in een huisje vlakbij en oliede de scharnieren. „Ik ga naar Oz, de Tovenaar, die zal me de weg naar huis wijzen", zei zij. „Zou die Tovenaar mij een hart kunnen geven?" vroeg de Hout hakker. 13

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1960 | | pagina 15