zijn van zijn expressieve kracht. Dr. R. van Luttervelt zegt in zijn Schilders van het
Stilleven: „Zij hebben hun voorwerpen, nietige en broze, dikwijls lief, overdreven lief
bijna, en moeten een tot philosopheren geneigde geest bezitten om daarin 'iets te zien'
n.l. de manifestatie van de vergankelijkheid van de stof, van de eeuwigheid, van het
Goddelijke".
Hoewel we onze Noordbrabantse domineeszoon zeker in één adem durven noemen met
keramiek, heeft hij toch dit verschil met o.a. Diaz, Renoir, Gauguin, Picasso, dat hijzelf
de pottenbakkerskunst nooit heeft bedreven. Van Gogh gebruikte nl. de keramiek niet
als eenvoudige opvulling van zijn schilderstukken, maar wanneer men zijn vele stillevens
aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpt, blijkt duidelijk, dat de keramische produkten
rechtstreeks beantwoorden aan de door hem vereiste inlevings- en bezielingsmogelijkheden.
Nadat Vincent in december 1883 zijn intrek had genomen bij zijn ouders in de pastorie
te Nuenen, knoopte hij enige maanden later te Eindhoven vriendschap aan met o.a. de
goud- en zilversmid Hermans en tijdens de lessen ontstonden toen de stillevens. Vincent
zelf schreef half november 1884 aan zijn broer Theo:
„Ik heb verleden week, dag in dag
uit stillevens geschilderd bij de lui,
die schilderen te Eindhoven. Her
mans heeft zoveel mooie voorwer
pen, als oude kruikjes en andere an-
tikiteiten, dat ik er verschillende
mee kon nemen naar het atelier voor
mezelf".
het maken van een schilderij voor
Een van de geliefde stellingen van
Vincent tijdens de Eindhovense les
sen was „Stillevens schilderen is het
begin van alles. Als je een stilleven
kan schilderen, kan je ook een bosch
schilderen".
„OUDE KRUIKJES..." meer zegt
Vincent er niet over in zijn brieven.
Waarom juist deze kruikjes, die hij
dus opeens bij Hermans ontdekt
had, zo bijzonder tot hem gespro
ken hebben, dat hij ze enkele keren
tot voorwerp koos, valt niet te be
wijzen.
Zou het zijn studie tot kleurbeheersing zijn geweest? Grijs aardewerk met blauwe bandjes
en tinnen deksels, ieder kruikje geheel anders, is geen gemakkelijke opgave voor een
schilder. Knepp zegt „Hier spiek das Object gar keine Rolle. Es ist Ihm ein rein künst-
lerisches Motiv, ein Malexperiment". (Het voorwerp is hier van geen belang. Voor hem
is het een zuiver artistiek motief, een schildersexperiment).
Maar toch moet mij één ding van het hart: sommige schilders, zoals bijvoorbeeld Jan
Breughel, kozen hun voorwerpen toch wel zo, dat commerciële aspecten er niet vreemd
aan waren (zie bijv. zijn kostbare Italiaanse vazen enz.). Van Gogh kon nu eenmaal geen
belangstelling hebben voor zaken, die helemaal geen verband hielden met het wel en
wee van de nederigste bevolkingskaste. Ware de keramiek, die hij bij Hermans te Eind
hoven onder ogen kreeg, van een andere aard geweest. bijv. porselein, kristal, enz.
en wie zal zeggen, dat de welgestelde, rentenierende ex-goud- en zilversmid ook daarvan
geen specimina in zijn verzameling telde hij zou ze zeker ternauwernood een blik
hebben waardig gekeurd. Maar deze eenvoudige bierkruikjes, die thuis hoorden bij de
kleine lieden, hadden zijn hart, het hart van de Brabantse boer, afgestemd op zijn kun
stenaarsbestaan als boer onder de boeren.
Bij een nadere beschouwing van ons uitgangspunt voelt men als het ware de harde strijd
tegen de materie. Bij de modellering gaat iets teloor van de soepele ronding, waar het
licht spaarzaam schijnt overheen te glijden. Bij de vergeestelijking van de substantie in
de aarden kruikjes, steekt de ietwat weerbarstige verf stokken in de wielen. Maar lang
zaam en moeizaam komt toch de eigen schoonheid van die maar schijnbaar dode dingen
tot haar recht. De levenloze dingen beginnen waarachtig te leven.
'Ons' stilleven onder meer, vertoont op typische wijze de tekortkomingen naast de belofte-
18