CAFERARIA
Kracht
„Wie niet uit Amsterdam komt, is voor
mijn een boer," zegt de man tegen een reus
van een kerel voor de tapkast. „Wat zegt
u nou, meneer?" sleept hij mij erbij.
De vraagsteller is ook wat men noemt een
potige jongen, dus ik houd me veiligheids
halve op de vlakte. Nu hij van mij geen
bijval krijgt, wendt hij zich weer tot de
reus.
„Kijk es, broer, je bent nou wel groot,
maar jullie boeren weten niet om te gaan
met je kracht wat zegt u nou, meneer?"
Ik handhaaf mijn strikte neutraliteit en
drink schielijk een slok van mijn biertje.
De reus haalt enigszins verveeld zijn schou
ders op, hetgeen zijn tegenstander blijk
baar als een uitdaging opneemt.
„Kijk es, broer, ik zal 't je bewijzen. Je
bent nou wel groot, maar je kracht effetief
gebruiken, dat ken je niet! Kijk hij
draait zich met een ruk om, loopt naar
een tafeltje bij het raam en trekt het kleed
je eraf.
„Mag ik effe een krijtje?" roept de man
tegen de kastelein.
„Asteblieft, Gerrit, maar voorzichtig, hè!"
waarschuwt de baas, en hij geeft het ge
vraagde.
„Vertel mijn wat," zegt Gerrit, en zich
weer tot de reus kerend: „Kijk, meester,
ik zet gewoon drie stippen met dit krijtje
op dit tafeltje, hier, naast mekaar." En
Gerrit voegt de daad bij het woord. Op
het eigen tafelblad staan naast elkaar drie
witte stippen.
De reus heeft zijn mond nog steeds niet
opengedaan, behalve om nu en dan een
teug uit zijn glas te nemen. Maar nu loopt
hij toch naar het tafeltje en staart naar de
drie stippen.
„Kijk, vader, opgelet!" kondigt de ander
aan als een standwerker. „Zie je me hand?"
en hij duwt de reus een geopende hand
als een kolenschep onder zijn neus. „Niks
op te zien, nietwaar, broer! Kijk, nou leg
ik die hand onder tegen het blad van dit
tafeltje en op hetzelfde moment geeft
Gerrit met de andere hand één korte nij
dige tik op het tafeltje, precies op de plaats
van de drie witte stippen.
De reus schrikt van de plotselinge klap,
maar vóór hij tijd gehad heeft om zich te
herstellen, duwt Gerrit hem zijn linker
kolenschep onder de neus en zegt triom
fantelijk: „Je bent nou wel groot en je
lijkt nou wel sterk, maar dat flik je 'm
niet!"
Stom verbaasd en ongelovig kijkt de reus
naar die hand, waarvan de palm duidelijk
drie witte stippen vertoont.
„Da's nou kracht, effetief kracht, en ik heb
nog niet eens hard geslagen. Het komt al
leen maar op de klap an, broer!" verze
kert Gerrit, maar de reus vertrouwt hem
niet, dat staat duidelijk op zijn gezicht
te lezen.
„Kijk es, broer, ik zal 't je uitleggen. Krijt
OUDEJAARS
AVOND
,,Drie uur pas? Zeg
niet, dat jullie al weg
gaan, het is nauwelijks
januari."