Het edele ambacht
Ome Leen de wagenmaker
We kennen hem niet anders dan als ome Leenmaar bij de burgerlijke stand staat deze
rasechte jordaner te boek als L. A. f. Nieman. Sinds 1923 werkt hij bij de Amstel
Brouwerij als wagenmakerhetgeen inhoudt, dat hij niet alleen de houtbewerking maar
ook de metaalbewerking ivelke met dit vak verband houdt, beheerst. Vroeger leerde je
het vak met schade en schande. Bij mijn vroegere baas kreeg je een klap op je kop met
een klomp als je iets verknoeide. En je ging met een buil naar huis"zegt hij. Hij lacht
maar wat als er over een foto wordt gesproken en trekt gekke gezichten om eraan te
ontkomen. Maar als het over het werk gaat wordt hij zeer ernstig en schat het aantal
wagens, dat hij in de loop van jaren van carrosserieën heeft voorzien op driehonderd.
„Vroeger kochten ze de wagens zonder
carrosserie; die werd er bij de wagen
makers opgebouwd. Hier gebeurde dat in
eigen bedrijf. Zo kwamen er in 1928 of
1929 vierentwintig Fordjes naar de brou
werij en die moesten van een laadbak
worden voorzien. Van het begin af was
hier in dit hokje (achteraan in de huidige
garage) de wagenmakerij gevestigd geweest
en die Fordjes stonden op een rij en er
waren er drie tegelijk onder handen. Drie
honderd gulden per stuk kregen we; het
was aangenomen werk en we werkten als
duivels".
Dat gebeurt nog, dat werken als duivels.
Ome Leen is niet bij te houden, als hij
eenmaal bezig is, vertelt men in de wagen
makerij. En dat zegt wat als iemand 66
geweest is. Trouwens, toen hij nog een
jongeman was, werkte hij al veel harder
dan de mannen die er al een dikke twintig
jaar op hadden zitten.
In het najaar gaat ome Leen met pensioen.
„Wat ik ga doen? Niks, meneer, helemaal
niks meer. Ik krijg een huis in Apeldoorn
en daar ga ik wonen, heerlijk buiten. Ik
ben gek op buiten wonen".
Voor een stadsmens klinkt dat vreemd; die
kan doorgaans niet buiten de drukte en
het gewoel van zijn woonplaats.
Het verwondert ons dan ook, dat iemand
die zo van het buitenleven houdt en wagen
maker is, niet op het platteland zijn vak
is gaan uitoefenen. „Je verdiende in de
stad meer", zegt hij. „In de stad kreeg
ik 21 cent per uur, op het platteland, als
boerenwagenmaker, maar veertien cent".
„Ik kost de brouwerij veel belastinggeld",
lacht hij, „want die moet natuurlijk wegen
belasting betalen naar het gewicht en ze
hebben er dus belang bij dat de wagens
zo licht mogelijk zijn. Maar dat is niks
waard. Als je ziet hoe ze soms met die
wagens omspringen... Daarom moet ik het
wel van zwaar materiaal maken".
Wagenmaker is geen alledaags beroep en
het is dan ook van groot belang dat de
opvolging verzekerd is en gelukkig is dat
ook zo. „We hebben weieens de bouw van
carrosserieën uitbesteed en dan kwamen
ze bij mij vragen hoe het moest..."
Als ome Leen in november (juiste datum
is nog niet bekend) met pensioen gaat,
zal er weer een vakman met onschatbare
ervaring ons midden verlaten en wij zullen
weer eens worden bepaald bij het feit, dat
wij mensen zoals de heer Nieman nooit
zullen kunnen missen, omdat, wat de
machines ons ook uit handen zullen nemen,
zij nimmer het edele ambacht zullen kun
nen verdringen.
ELEKTRISCHE KLOK
Hij loopt niet achter en niet voor
Geeft altijd aan de juiste tijd
't ls jammer dat ik hem niet hoor.
Voor mij mist hij persoonlijkheid.
15