Arrivederci, Amsterdam Giuseppe Stefanelli is een geboren Italiaan. Hij werkt sinds enige tijd op ons labo ratorium en is toevertrouwd aan de zorgen van de heer Nooy. De praktijkperiode van twee maanden, die de heer Stefanelli hier doorbrengt, zou zeer grote moeilijkheden op taalkundig gebied hebben meegebracht, ware het niet, dat hij vloeiend Nederlands spreekt. „Ik ben in 1936 in Milaan ge boren", aldus de heer Stefanelli, „en mijn ouders vertrokken, toen ik één jaar was naar Amsterdam, want daar was mijn vader tot leraar Italiaans benoemd. In Amsterdam ging ik op de lagere school, de Peeters- school in de Richard Holstraat. In 1946 konden wij pas weer naar Italië terugkeren en in Napels bezocht ik de middelbare school en werd er later student in de or ganische en biologische scheikunde". Toen er sprake van was, dat hij in aan merking kwam voor studentenuitwisseling, koos hij Nederland. Waarom? „Omdat ik van Amsterdam houd", antwoordt hij en hij meent het. Vele vrienden heeft hij hier en hij heeft ze alle bezocht en oude herinneringen opgehaald. „Hier staat alles zo netjes op zijn plaats", is zijn commentaar, „heel anders dan in mijn vaderland, waar ik toch ook veel van houd." Op 30 september gaat hij weer naar Na pels, maar hij komt zeker nog eens terug en hij kan dus zeggen: „Arrivederci, Am sterdam en begrijpend, knijpt zijn lippen opeen en knikt en trekt zijn wenkbrauwen op en als dat de goede mimiek is wordt hij onmid dellijk meegevoerd naar de volgende ma chine. In de fabriek waar ze de machines, die de machines die de kant maken, maakten, waarover ik het zojuist had, stond de vol gende machine, een soort ontstemde piano la of een soort mechanische verbijsteraar, die herrie maakte alsof er drie jazzbands drie verschillende nummers door elkaar speelden, vijftien centimeter van de voor gaande af. Maar in vele fabrieken moet u soms naar een andere afdeling lopen, mis schien tweeëneenhalve kilometer verder, voor de pantomime weer begint. Het vreemde is dat gedurende deze wande ling geen woord wordt gesproken. Een fa- brieksbezichtiger zal herhaaldelijk tot de conclusie komen dat als er gelegenheid is om te praten, dit niet gebeurt. Kortgeleden werd ik door de nieuwe Nationale Biblio theek van Schotland rondgeleid in bijna vol slagen stilte. In de kelder tussen een net werk van planken zei de gids slechts één woord: „Boeken". Eén ding dat ik nu graag had willen weten, kwam ik natuurlijk niet te weten, namelijk waarom in die kel der „The Tall Tales of Prairie Pete" vlak naast „The Extrasuperficiality of Numeric al Extenuation Philosophically Explained" stond. Een bibliotheek evenwel, is geen fa briek. Wij wilden gaarne aanknopen aan de ver zuchting die de heer May aan het begin slaakt: want de Amstel Brouwerij heeft er iets aan gedaan. Zoals bekend bezoeken duizenden mensen jaarlijks onze brouwerij en ook in ons be drijf staan machines die veel lawaai ma ken. Teneinde het beeld dat de schrijver zo prachtig parodiëert niet op onze bedrijfs- excursies van toepassing te doen zijn, be schikt onze excursieleider, de heer Struiks- ma, sedert kort over een apparaat, dat een megafoon genoemd zou kunnen worden. Opzij draagt de heer Struiksma een kastje in de vorm van een Rolleicord-camera. Hierin zit een versterker, een accu en een luidspreker. Met een snoer hieraan verbon den is een microfoon en door op normale spreeksterkte uitleg te geven, kan de heer Struiksma zonder zijn stem geweld aan te doen toch voor grote groepen verstaanbaar zijn. 14

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1958 | | pagina 16