Terug naar Groningen Van ons filiaal Groningen ontvingen wij onderstaand verslag van de reis die leidde van Carré naar Groningen. Toen de grote bijeenkomst was afgelopen zijn wij allen weer begonnen aan onze eigen zaken te denken, daarbij vergetend, dat onze medewerkers in de filialen nog een lange terugreis voor de boeg hadden. Wij zijn blij, dat mevrouw J. Binksma-Smit, de echtgenote van onze chauffeur S. Binksma, de moeite heeft willen nemen de avonturen van de terugreis op te schrijven en wij zeggen haar hiervoor hartelijk dank. Op mij rust de aangename taak iets te schrijven over de terugtocht van de „Noordelingen". Voordat ik daarmee be gin, wil ik namens allen de directie en allen die verder hebben medegewerkt, onze hartelijke dank overbrengen voor de on vergetelijke dag, die door mij steeds de Amsteldag genoemd zal worden. Ook wil ik niet nalaten de heer Vis te danken voor de prettige manier, waarop hij ons heeft doen kennismaken met verschillende be zienswaardigheden in Amsterdam. Vooral de IJ-tunnel (hij komt nog wel, hoor) had ons aller belangstelling. Maar nu dan de terugreis. Toen we van Carré op weg waren naar De Witte Ber gen in Laren, waar onze maag het stil zwijgen zou worden opgelegd, begon het te regenen. Onze stemming leed er geluk kig niet onder en toen we na het diner voldaan onze plaatsen weer opzochten, leek het er op, dat we nog zeer veel ple zier zouden krijgen, al was het toen al over negenen. En dat plezier kwam dan in de persoon van de heer Piest, die een poging deed om Tobi Rix te imiteren. Als zoiets dan gebeurt in een schokkende, hob belende bus, dan kunt u wel begrijpen, dat onze lachspieren goede diensten heb ben gedaan. Ook werden er tezamen met de heer Schubart verscheidene mopjes ver teld (welke volgens de heren zeer ge schikt waren voor onder de kerstboom). Eén ding was echter jammer: na Zwolle bleek dat we een verstekeling in de bus hadden (was toch in Amsterdam gebleven, joh). Die blinde passagier was „Mr. Sand man". O, wat haatten wij die man, toen hij met z'n zandzakje rond geweest was. Hier dommelde er een, daar gleed een ander heen en het werd stil in de bus. Een triest gezichtbuiten regen en bin nen heerlijk suffende mensen. Een van de wakkersten deed nog een poging met „Bij ons in de Jordaan", maar ook dat hielp niets meer. Ik vroeg me af„Waar blijft onze Tobi Rix nu?" Wel, heel stil weg gedoken, voorin de bus, kin op de borst, daar zat hij. Naast hem moppentapper no. 2, die al net zo ver was. Finaal van de kaart. Teneinde ietwat op te frissen zijn we in Meppel even uitgestapt om van een kopje koffie te genieten. Op het Stationsplein kregen we een verse chauffeur en het was inmiddels 23.45 uur geweest, toen we ver der gingen. Vanuit Meppel Friesland in om onze Friese Amstel-vrienden thuis te brengen. Eerst naar Heerenveen: „Hup Abe". O, nee. Ziet u wel, dat we al sla perig werden. Daarna naar Sneek. Aardig was het om te zien hoe de heren Schubart en Piest wakker werden uit hun dutje, telkens als de bus stopte om passagiers uit te laten. Ze sprongen dan tegelijker tijd op om de uitstappenden een „Wel thuis" te wensen om daarna weer als me chanische poppen neer te vallen op hun zetel en hun dutje voort te zetten. Van Sneek ging het naar Leek, van Leek naar Roden en eindelijk het was toen kwart voor drie zagen we de verlichte Martinitoren voor ons opdagen, die ons van verre reeds een „Welkom Thuis" toe riep. Dit was dan het einde van de dag, die voor velen van ons reeds om half zes 's morgens was begonnen. Het is dan ook begrijpelijk dat ons bed stond te trappelen van ongeduld om ons met zijn dekens te omarmen. Welnu, om kwart over drie leg den we ook ons toch wel slaperig gewor den hoofd neer. Moe, maar heerlijk vol daan de zondagmorgen tegemoet. Binksma-Smit. ONDER GEHEELONTHOUDERS Een heer komt een café binnen, bestelt een glas bier, betaalt het en wil juist een flinke slok nemen als hij de schilder in het oog krijgt, die de muur aan het verven is. Snel zet hij zijn glas weer op de tapkast en ver dwijnt door een achteruitgang. Onmiddel lijk daarop klimt de schilder van zijn lad der en ledigt het glas. „Hoe durft u, dat gaat toch niet', roept de verblufte kelner uit, „die meneer zal toch zo wel terugkomen." „Die komt niet meer terug", antwoordt de schilder op besliste toon, „hij is voorzitter van de geheelonthoudersvereniging, waar van ik secretaris ben." 13

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1958 | | pagina 15