Mout-Kout Hoe gaat het?" vroeg ik en sloeg hem losjes op de leren jas, die kletsend antwoordde. Hij keek mij besluiteloos aan. „Hoe bedoel je? Geestelijk of lichamelijk, moreel of zedelijk, finan cieel of zakelijk?" Ik was geschokt, maar liet niets merken en zei goedlachs: „Alles, kerel, ik wil alles van je we ten". Ik wilde doorlopen en verwachtte dat hij mij met een kwinkslag zou antwoorden, maar hij keek nadenkend, knoopte zijn leren jas los, zodat een wollen vest te zien kwam. Hij was een kouwelijk man. Hij haalde een siga renkoker tevoorschijn en nam er een sigaar uit. Terwijl hij hem aanstak, keek hij mij wakker aan. „Alles, hè?" vroeg hij en hij kneep zijn ogen half dicht. Wreed vond ik, maar het kon ook zijn, dat hij rook in zijn ogen kreeg. „Om met het lichamelijke te beginnen", sprak hij, „je weet misschien, dat ik als knaap reeds een zwak ke gezondheid had: als ik van de trap viel, was ik overstuur, als ik de piano naar de zolder had ge bracht, stond het zweet mij op het voorhoofd, ik werd bleek als mijn vader moeder met het broodmes het huis doorjoeg. Kort om, ik was een zwak en emotioneel manneke Maar op dat emotionele kom ik nog terug. Als jongeling kreeg ik zwellingen in mijn oorlel. Het linker. Als ik in de spiegel keek deed me de aanblik van mijn asym metrische hoofd mij in tranen uitbarsten. Maar daar heb ik het weer over mijn emotionaliteit. Ik ging naar de knapste chi rurg die er bestond, maar deze deed er niets aan, mompelde alleen maar „mooi, heel mooi afwij- kinkje" en nam mij mee in zijn wagen om mij aan confraters te tonen, die er allen vol lof over waren. Dat door dat gejakker mijn gezondheid steeds verslechterde, wil je wel van me aannemen. Ik ging zienderogen ach teruit. Ik had toen een meisje stak ook niet in een gezond vel, maar wat wil je en dat meisje woonde in Scha- gen. Meestal liep ik dat stukje van mijn huis in Amsterdam naar haar wo ning in Schagen en ging dan gezellig met haar dansen. Maar de laatste tijd ging dat dansen niet zo best meer. Ik moest warempel de trein ne men, maar omdat die al tijd net wegreed als ik 't perron opkwam, moest ik hem zo lang achterna lo pen, dat ik beter direct kon gaan lopen. Ik kwijn de. Eten stond mij tegen, en na mijn zesde ei had ik geen trek meer in wal anders. 'Toen hoorde ik, dat bier zo goed was. Ik liet de kelder vollopen met bier en zette mij toen aan het denken hoe ik nu bij de hoofdkraan van de water- terleiding moest komen. Ik maakte een plan, dat plan viel in duigen en van die duigen maakte ik een vlot Stil maar"zei ik duize lig, „ik hoor het al: li chamelijk gaat het nog wel met je, maar geeste lijk Hij hoestte en kreeg een rood hoofd, waardoor hij veel gelijkenis ging ver tonen met een brievenbus. „De volgende keer vertel ik je hoe het cultureel, sociaal, religieus en ga stronomisch met me gaat. Dat is ook een aardig verhaal." Reib Letsma „PUZZELRUST" De puzzelredacteur heeft zich even verwW derd en van de gelegenheid heeft de foto graaf gebruik gemaakt dit kiekje te ver vaardigen dat hij ons onder de titel „Puz- zelrust" aanbood. De verzegelde oplossing ligt voor de lessenaar, erop ziet men een inzending. Naast de lessenaar de inktpot en de zandstrooier veel handiger en goed koper dan vloeipapier 18

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1958 | | pagina 19