Terwijl ik dat deed greep ook hij juist weer toe. Onze handen raakten elkaar. Waarop ik, onverhoeds-luid eigenlijk, van wege de talloze opgekroptheden die mij in hun greep hielden, zeer nadrukkelijk uitriep: „Heee!" De kelner werd er scherp door in zijn vaart geremd. „Kom bij uw, meneer!", zei hij geschrok ken. Maar ik keek de blekerd strak aan en zei, uiterst streng: „WAT DOE JIJ DAAR!" De man keek angstig achter zich. „Ik zeg: WAT DOE JIJ DAAR!", riep ik toen, „WAT DOE JIJ DAAR!", waar na ik, in de kolk van verschrikkelijke span ningen, zweeg en wij beiden, heel merk waardig, tegelijkertijd een hap namen. Van, dus, mijn boterhammetjes. En alle twee, met nietsziende ogen, als razenden kauwden. Het smaakte mij trouwens niet. Niet alleen vanwege het ontbreken van de voor een prettige maaltijd zo noodzakelijke goede stemming, maar ook omdat ze er thuis kaas op hadden gedaan. „Kaas", dacht ik nog, herinner ik me nu, „kaas. Ze weten toch, dat ik niet van kaas houd. Hoevaak", dacht ik fel, „hoe vaak heb ik al niet gezegdgeen kaasKaas gaat zweten en doen in me trommeltje. Geen kaasJaweltóch kaas Toen greep de bleke opnieuw. Hij stak het stuk geheel in zijn mond en slokte het toen, zonder enig kauwen, in één brok doorik zag de voedselbal als een steen in zijn boord verdwijnen. Toen keek ik hem aan. Ik keek hem geweldig aan. „Nu optreden!", dacht ik. „Nu tonen wiens boterhammetjes dat zijn, kaas of geen kaas Dus bleef ik hem aankijken. En at onderwijl schrokkend, zodat de natte brokjes op pagina 418 van de trilogie vielen, waar ik ze later trouwens ver droogd terugvond, alles en alles op wat er in mijn trommeltje zat. Achteraf viel mij op, ook al doordat ik lichtelijk opgeblazen was, dat er veel en veel meer boterhammen met kaas in had den gezeten, dan ze me anders ooit mee gaven. Maar ik was daar in die wachtkamer, tegenover deze steelse dief, nog liever ge stikt onder het oog van de kelner, die grote emoties aan ons tafeltje vermoedde en nerveus asbakjes liep te verzetten, dan hem mijn brood te gunnen. Op zulk een manier Hij zat doodstil tegenover me en er trok ken allerhande gevoelens duidelijk zicht baar over zijn gelaat: angst, afkeer, toorn (vreemd-genoeg) en, na enige tijd een zekere listigheid. Hij voerde iets in zijn schild. Terwijl ik, zwelgend als een kokmeeuw in de weer was, deed hij een greep naar het nu lege trommeltje. Ik had het echter voorzien: ik greep ook en zo ontstond een geheel zwijgend ge vecht, waarbij ik, gehinderd door de reus achtige voedselkluit in mijn mond, moei lijk en snuivend ademhaalde. De kelner stond drie tafeltjes verder in grote onzekerheid met klauwende handen toe te zien. Ik won het. Hij moest loslaten, waarna ik, echt nijdig nu, het trommeltje, blind van de verschrik kelijkste emoties, in mijn tas stopte, het boek erbij duwde en mij wegspoedde. Toen ik omkeek zag ik de bleke, razend snel snuivend, wankelend opstaan. „Moet je horen", zei ik die avond thuis, „moet je horen. Zit ik in de restauratie en begint me daar een vent uit mijn trom meltje te eten. Uit mijn eigen oranje brood trommeltje. Nou, eerst wist ik niet wat ik doen moest, maar toen werd ik giftig. Je moet toch maar lef hebben, dacht ik. En wat het sterkste wastoen het leeg was, wilde hij het nog weggrissen ook. Ik moest het hem gewoon met geweld afnemen. We hebben er een hele tijd om gevochten." „En de mensen?" zeiden ze thuis ont steld, „de mensen. En de kelners en zo. Keken die niet? Maar wat een brutale man. Rolden jullie over de grond en zo? Voch ten jullie?" „Nou, de mensen zaten gewoon als ver lamd te kijken, hoe ik hem beetgreep. Kijk, zó greep ik hem beet", legde ik uit. „Je had moeten zien hoe ik hem die trommel ontwrong. Ik had hem gewoon in een soort driedubbele nelson, zeg maar. Ik wrong hem die trommel gewoon uit de handenMaar, nou we het er toch over hebben: waarom hebben jullie eigen lijk kaas op mijn brood gedaan? En waar om kreeg ik vandaag eigenlijk zo enorm véél brood mee. Veel meer dan anders! En allemaal met kaas", zei ik klaaglijk. „Jullie weten nóu toch langzamerhand wel, dat ik niet van kaas houd". „KAAS?", zeiden ze thuis, elkaar aan- 17

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1957 | | pagina 18