Van een excursie,
komt een excursie
G. Struiksma
Op maandag 20 mei j.l. kregen wij bezoek van de Bergkapel - Kerkrade, het
muziekkorps van de N.V. Domaniale Mijn Maatschappij.
Wij werden tijdens dit bezoek vergast op de vrolijke klanken van het korps en
onze adjunct-directeur, de heer Kranenberg, heejt onmiddellijk wat foto's van
het gezelschap laten maken. Hoewel de gasten bijna onvoorbereid werden
ontvangenmogen wij toch spreken van een geslaagde rondleiding, gezien
de woorden welke na afloop werden gesproken en het vaantje dat aan de heer
Kranenberg werd overhandigd.
Behalve met de muzikanten en hun dirigent maakte ik ook kennis met de
personeelchef van de Domaniale Mijn, de heer Barendse en de mijningenieur
de heer v. d. Laarschot, die mij uitnodigde om bij een eventueel bezoek aan
Limburg, ook eens naar de mijn te komen.
Dit bezoek aan Limburg volgde in de
week van 29 juli op 3 augustus En
wat voor bezoek. Limburgers, het was af
Behalve het vele mooie en goede van Lim
burg heb ik hier werkelijk twee hoogte
punten in het Limburgse leven meegemaakt.
Het eerste en het wonderlijkste en aan
grijpendste was wel de tocht ondergronds
(600 meter verdieping) in de Domaniale
mijn. Een bijzonder woord van dank aan
de heren v. d. Laarschot en Barendse is
dan ook wel op zijn plaats en eveneens
heel veel dank aan de heer Essers (van de
veiligheidsdienst) voor zijn prachtige rond
leiding en uiteenzetting.
Toen mijn vrouw mij vroeg: „En hoe is
het ondergronds geweest?" was mijn eerste
opmerking: „Als de kolenman met de
rekening komt, betaal dan en mopper niet
meer." Ik wil nu proberen om u met mij
deze rondleiding te laten meemaken, al is
het dan op papier. Mochten er wat fouten
in dit verhaal zitten, bedenk dan, het is
door een leek geschreven en hij is maar
eenmaal beneden geweest.
Ik moest mij 's morgens 8.30 uur melden
bij de portier van de Domaniale Mijn. De
man was reeds op de hoogte gebracht van
mijn bezoek en schoof me dan ook het
register toe waarin naam, adres, geboorte
datum enz. enz. moesten worden ingevuld.
Van hem kreeg ik een toegangsbewijs en
kon daarna met de heer Essers mee om via
de personeelchef naar de badmeester te
gaan.
Aan de badmeester werd het ontvangen
bewijs afgegeven en van hem kreeg ik een
gevoerde broek, een flanellen hemd, een
jas, een halsdoek, een rode zakdoek, een
paar wollen sokken en een paar stevige
laarzen met stalen neuzen.
Toen we eruitzagen als modelmij nwerker-
tjes kregen we nog een helm met mijnlamp
erop en een batterij.
Ik begin nu over we te spreken, want de
tocht zou worden gemaakt met twee pas
benoemde priesters. Vanaf het moment van
de afdaling weet iedere chef en verant
woordelijke man waar je je bevindt. De
rondgang begint en wat direct opvalt is
het eenrichting-systeem in de mijn. Was
in Nederland alles bovengronds zo gedis
ciplineerd dan zouden er veel minder on
gelukken gebeuren. Bij de schachten aan
gekomen, moesten wij dus naar beneden.
De snelheid waarmee de volle kolenwagens
naar boven komen en leeg weer dalen is
22 meter per seconde. Voor personen
vervoer is dit te snel en daarom moeten
ook meer veiligheidsmaatregelen in acht
worden genomen. De man die boven staat,
geeft enige seinen. In dit geval vier stoten
op de bel, hetgeen wil zeggen: „personen
vervoer wordt aangevraagd". De vier sto
ten worden teruggeseind en een lampje in
een lichtbakje geeft aan dat in de schacht
de veiligheidsremmen zijn ingezet. De
snelheid wordt tot de helft teruggebracht
en we kunnen instappen. In iets meer dan
3/4 minuut zijn we op de 600 meter ver
dieping. Waar we uitstappen bevindt zich
de laadplaats waarlijk een Amstelstation
in het klein. Iedere tien minuten komt er
een trein met honderd wagons aan, elke
wagen geladen met een ton kolen. Even
eens iedere tien minuten vertrekt een lege
trein naar het „front".
De locomotief die de wagens trekt, loopt
13