nVerhip't verkeerde"
drank was. Het water voor de bierberei
ding werd immers gekookt, waardoor het
vrij van ziektekiemen was, terwijl het bier
tot op deze dag de bijzondere eigenschap
bezit, dat b.v. typhus- of cholerabacillen er
niet in kunnen leven.
Van hoeveel belang dit is, beseft men pas
wanneer men denkt aan de ontzettende tol
welke de cholera- en typhus-epidemieën des
tijds in Europa eisten. Zo is het ook ver
klaarbaar wanneer wij lezen, dat Karei de
Vijfde slechts in die plaatsen wilde ver
blijven, waar een brouwerij gevestigd was,
om niet gedwongen te zijn het allesbehalve
reine drinkwater te gebruiken om zijn dorst
te lessen.
In de 13e eeuw trof men in Nederland wel
bierbrouwerijen aan, maar de grote huis
houdingen brouwden hun eigen bier. In
sommige landelijke streken is deze gewoon-»
te nog lang blijven bestaan.
Zoals wij thans openbare washuizen ken
nen, trof men vroeger in de meeste dor
pen een openbaar brouwhuis aan. Om de
beurt moesten hier de huisvrouwen voor 't
gezin het bier brouwen. Tot in het begin
van de 20e eeuw vond men in ons land
nog brouwerijen, die de gehele omtrek van
bier voorzagen.
Toen het bier in de grote steden een tak
van industrie geworden was, kwam (er is
niets nieuws onder de zon) de overheid er
bij te pas. Zo hielden de Graven van Hol
land toezicht op de kwaliteit van het bier,
terwijl zij daarenboven het monopolie be
hielden om hop te leveren. Dit betekende
een welkome aanvulling voor hun maar al
te vaak platte geldbuidels.
In de 15e en 16e eeuw ontstond in tal van
steden een bloeiende brouwindustrie. Om
streeks het jaar 1500 bezat de stad Delft
niet minder dan 100 brouwerijen, terwijl
Haarlem 120 brouwerijen telde. In het mid
den van de 16e eeuw had Gouda er 126
en Amersfoort bezat in de 14e eeuw wel
350 brouwerijen. Natuurlijk waren dit
meestal kleinbedrijven, niet te vergelijken
met de brouwerijbedrijven, die wij nu ken
nen, waar gebrouwen wordt onder condities
waar men zich destijds geen voorstelling
van kon maken.
De stad Amsterdam telde omstreeks het
jaar 1500 negen brouwerijen welk aantal la
ter tot 23 steeg. Nadien verminderde het
aantal brouwerijen sterk. Hoe ongelooflijk
het ook klinken magde Amsterdamse
grachten leverden destijds het water beno
digd voor de bierbereiding!
In de 17e eeuw bezorgden de bierbrouwe
rijen de staat een niet onbelangrijk voor
deel door de accijns, toentertijd „impost"
genaamd. Deze bedroeg ongeveer 30 stui
ver per ton. Het dunne- of scharrebier, een
mengsel van nabier met water was vrij
van „impost". Daarom was dit bier vaak
de goedkope drank voor de gewone man
van toen.
Hoe belangrijk deze accijnsheffing voor de
staat was, wordt wel heel duidelijk getoond
door het feit, dat men zelfs beweerde dat
uit deze bron van inkomsten de 80-jarige
oorlog gefinancierd werd.
Zoals men ziet heeft het bier een bewogen
geschiedenis achter de rug, een rijk leven
vol van bonte afwisseling. Het verhaalt ons
van dagen van voorspoed en tegenslag, van
ups en downs als in ieder mensenleven.
Vele dranken komen en gaan, maar het
bier, haast 6000 jaar oud, heeft bewezen
zijn plaats in onze volksgemeenschap vol
komen te kunnen handhaven.
Bier in blik
15