In Pharaograven zijn bierkruiken gevonden
waar nog opgedroogde bierresten in aanwe
zig waren. Die bierresten heeft men nauw
keurig onderzocht en op die manier is men
in staat geweest zich een denkbeeld te vorJ
men over de manier van bereiden en de ge
bruikte grondstoffen. Uit dit alles blijkt
wel zeer duidelijk, dat het bier in het da
gelijks leven van de Egyptenaren een be
langrijke rol heeft gespeeld als voedings-
en genotmiddel.
In later eeuwen waren de Germanen be
roemde bierdrinkers. Nog herinneren wij
ons de geschiedenis: en in het Wal
halla dronken de Batavieren gerstenat uit
de schedels van hun verslagen vijanden".
Verder leerden wij, dat de mannen op
jacht gingen en de vrouwen het noodza
kelijke werk moesten doen, waartoe ook 't
brouwen van bier behoorde. Zeker is, dat
onze voorouders reeds de prikkelende in
vloed van deze godendrank ondergingen.
Zij beschouwden het bierdrinken immers als
het hoogtepunt van aards genot, een bezig
heid die men in het hiernamaals van harte
hoopte voort te zetten.
Eerst in het jaar 1079 wordt in een oor
konde de hop voor het eerst genoemd. De
oude Germanen zetten het bier aan met
eikenbast om het tegen bederf te bewaren.
In de oudste tijden, toen onze Hollandse
voorouders nog geen geregelde landbouw
kenden, was naast het bier de „mee" of
„meede" (gegiste honing die met kruiden
geurig gemaakt werd) een gewilde volks
drank.
Tot het midden van de 10e eeuw mocht
ieder nog bierbrouwen, het was een vrij
bedrijf. In de tijd van Lodewijk de Vrome
werden echter al verschillende beperkingen
vastgesteld, die golden voor kloosters en
andere geestelijke stichtingen. Door de ont
wikkeling van de arbeidsverdeling begon 't
bierbrouwen langzamerhand een tak van in
dustrie te vormen. De burgers in de stad
misten dikwijls ook de nodige ruimte voor
het brouwen van bier. De groei der steden
had als gevolg, dat aan bepaalde families
het recht om te brouwen werd verleend.
Ook werd dit recht wel aan het bezit van
zekere huizen verbonden. Deze stonden dan
ook als z.g. „brouwerserf" te boek.
Door dit monopolie klommen de bezitters
van deze rechten langzaam aan op tot de
machtige en rijke „brouwersgilden".
Vaak gebeurde het ook, dat deze rechtheb
bers hun bedrijf aan de meestbiedende ver
pachtten.
Het monopolie-stelsel waardoor feitelijk de
gehele middeleeuwse nijverheid beheerst
werd, vond men ook bij de bierbrouwerijen.
Men sprak reeds in die dagen van „bier-
mijlenrecht" of „bierdwangrecht"Dit was
de verplichting dat binnen de stad op een
mijlsafstand alle bierhuizen voorzien moes
ten worden van binnen de stad gebrouwen
bier.
Invoer van buiten was verboden of alleen
tegen betaling van invoerrechten toegestaan.
In Noord-Duitsland ontstond in de mid
deleeuwen een levendige bierhandel. Er
waren bepaalde biersoorten als Bremer en
vooral „Brunswijker mumme" (een zoete
dikke biersoort) welke dranken ook uitge
voerd werden. De „mumme" kwam zelfs in
Holland, waar deze soort op de schepen
gebruikt werd. In de 15e eeuw exporteerde
Engeland reeds bier. Doordat in de 16e
eeuw hop werd gebruikt bij de bierberei
ding, waardoor het bier onder meer houd
baar werd, nam de uitvoer nog toe.
Laten wij nu eens zien hoe het met het
bier in Holland gesteld was. In de mid
deleeuwen was het bier een algemeen ge
liefde volksdrank in de Nederlanden. Bij
de aanzienlijken kwam de wijn ook wel op
tafel, terwijl ook nog „meede" gedronken
werd.
Weet U waar de brouwindustrie in de lage
landen eigenlijk haar opkomst aan te dan
ken had? Aan het slechte drinkwater, de
ergste bron van besmettingen. Geen won
der, dat het bier daarom zo'n vertrouwde
14