Nee, zover is tiet nog niet, door A. Roekoe „Een lekker wagentje, kerel!", zei Thijs gedempt tegen me, „een emmes wagentje. Alleen weet ik nog niet precies wat voor model ik zal nemen. Ik zie wel wat in de Bobot-Atlantis; daar heb je het voor deel van de ruimte en de automatische din ges en zo. Maar als ik nou een Rouracque Typhone neem dan lóóp ik goedkoper, snap je, dan lóóp ik een stuk goedkoper. Dan loop ik één op acht als dat je iets zegt. En dan denk ik ook over de Radow Line Four," zei Thijs met een weke glimlach en bijkans vochtige ogen van vertedering, „de Radow, kerel! Dat is een lekker wagentje. Met een 4 cylinder motortje en dubbele carburateurs. Dubbele! En het trekt fantas tisch snel weg. Dan moet ik het hebben in een kwiek kleurtje, je weet hoe een vrouw is. Het is middenklasse. Ik moest juist iets hebben in middenklasse en toen keek Thijs zo buitengewoon weemoedig-glimla- chend voor zich uit, dat een in een bijzon- der stijve, zwarte jas gestoken heer met een zwarte dophoed, zich uit de drom begra- fenisgangers waartussen wij voortliepen los maakte en met plechtige gevoelvolle ernst Thijs' hand greep, er zichtbaar van over tuigd hiermee veel zielesmart te doven. Dat was namelijk op de begrafenis van Louwerts als je die nog hebt gekend. In April. Toen had Thijs net gehoord, dat hij van wege de zaak een auto ter beschikking zou krijgen. „Neem nou's die kleine Marlborough Z Vier Interpreter", vervolgde Thijs toen de pikzwarte heer zich weer in de stoet terug getrokken had met van medeleven vertrok ken gelaatstrekken. „Een heerlijk licht wa gentje en met een prachtige wegligging en vering en een verbruik van één op elf en verder Daar ging Thijs weer en ik liet alles over me komen met al de kopkleppen, kruis- snelheden, cylinderinhouden en dubbele carburateuren en wat er verder al aan een auto vastzit, terwijl een onverstaanbaar, maar bijzonder goedwillend man sprak aan de groeve van Louwerts. Nee, die heb jij, geloof ik nooit gekend. Er gingen een paar weken voorbij. Toen zei op een avond mijn Miep: „Thijs krijgt 17 ook een wagentje. Ik snap niet dat ze jou op de zaak nou óók eindelijk niet 'es een wagentje geven. Thijs zoekt nou naar een mooi modelletje in de middenklasse, zegt Truus (dat is de vrouw van Thijs). In de middenklasse en daar is veel keus en nou weet hij nog niet precies wat hij nemen moet", zei Miep. „Wat?", riep ik, „weet 'ie dat nou nóg niet? Hij was al bezig toen we vorige maand Louwerts begraven hebben". „Hij weet niet of hij een Douracque of zon kleine Robot-8 of een dingesje-hoe- heet-zo'n-kar-ook-weer met die mooie glans randjes er voorlangs en vóórop een clown in stroomlijn", vervolgde Miep. „Een clown in stroomlijn", zei ik snuivend. „Juist: een clown in stroomlijn! Thijs krijgt nou een clown in stroomlijn voorop! Het sarcasme van deze opmerking scheen Miep te ontgaan. Ze ging verder: „Ik be grijp nou eerlijk niet, dat ze jou nog maar altijd met die tram laten modderen. Jij moet maar mee met de tram. Laat alle anderen maar lekker in wagentjes voorrijdenmijn man moet met de tram. Terwijl hij bij een veel grotere zaak werkt. Met een tasje on der zijn arm. Lijn twee en lijn vijftien. En ondertussen gaan al die lui vooruit bij veel kleinere zaakjes. Heb jij de directeur van Thijs wel 'es gezien: dat is een heel akelig ventje met vlekken op zijn vest. Hij kijkt ook eng naar je. Maar ondertussen! Dat zegt Wies ook." „Mooiriep ik verontwaardigd, „de baas van Thijs kijkt eng naar vrouwen. Naar Wies nota bene! Wies! Bah! En dan kan de zaak niet goed gaan, hoor! Dan kan"» er geen auto af voor Thijs. Omdat de baas een engerd is". Hier lachte ik hatelijk en vervolgde: „Over vlekken gesproken: wat zei jij laatst nou zélf van dat bloesje van Wies. D er zit een heel slaatje tegenaan, zei je, een Russisch ei". En na deze woorden ging ik met grote stap pen de kamer uit. „Nee, zóver is het nog niet", riep Thijs tegen me toen ik hem een paar weken daar-

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1957 | | pagina 18