cdactie Brieven aan de Onze Familie s In het eerste nummer van „het Spongat schrijft onze Directie ter inleiding, dat men hoopt door middel van dit orgaan de band te verstevigen, die allen, die op enigerlei wijze met ons bedrijf zijn verbonden, als het ware smeedt tot één grote „Amstel- familie". ti In Uw rubriek „Brieven aan de Redactie" nodigt U alle ontevredenen zo die er mochten zijn uit, om hun gedachten naar voren te brengen. En het is dan naar aanleiding van de inleiding van onze Di rectie, dat ik gaarne van de geboden ge legenheid gebruik maak om iets te zeggen over hetgeen onder de weekloners leeft en waarover onder hen veel gesproken wordt. Als men, zoals ik, zo'n 36 jaar op onze Brouwerij werkzaam is en dus over de on derlinge verhouding in ons bedrijf wel wat heeft ondervonden, en als ik dan lees dat men hoopt de band onderling te verstevi gen met de bedoeling één grote Amstel- familie te smeden, dan meen ik U toch te moeten zeggen dat als men een band wil verstevigen er toch eerst een band zal moe ten zijn. In een familie, als het tenminste een goede is, behoort allereerst de onderlinge verhou ding en omgang met elkaar goed te zijn. En als ik dan de periode, die ik op onze Brouwerij heb mogen doorbrengen, nog eens naga dan moet ik toch vaststellen dat ik van deze „Familieband" maar bitter wei nig heb bespeurd. Immers, onder een goede Familie versta ik dat men één is en niet, zoals in onze Amstelfamilie, in twee streng gescheiden groepen verdeeld is. Hoe is de verhouding altijd geweest. Van enige band of contact tussen de groep weekloners met die van de maandgelders is nimmer sprake geweest. De enkele keren dat wij gezamenlijk een bijeenkomst heb ben gehad heb ik nooit moeite gehad om te zien waar bedoelde twee groepen zich be vonden. Alles zat streng gescheiden. Met de Dersoneelsverenigingen is het dito^Dp dit ogenblik bezitten wij een tafel MB s- club. Wat dacht U, voor de gehele Famine? Geen enkele weekloner is met de oprich ting van deze club in kennis gesteld, laat staan uitgenodigd om hieraan deel te ne men, terwijl ik zeker weet dat hiervoor on der hen wel belangstelling zou bestaan. Als ik dan de vraag stel hoe of deze ver houding altijd is geweest dan ben ik mij bewust dat als men hiervoor een oplossing wil geven men eerst moet nagaan waardoor deze verhouding tot nog toe bestaat. En dan kom ik weer terug op de inleiding van onze Directie waarin zij schrijft over de persoonlijke waarde van iedere mede werker. Ik geloof dan, Mijnheer de Redac teur, dat iedere medewerker, ongeacht of hij zijn werk nu toevallig moet verrichten in een overall of ketelpak, dan wel met het „witte boordje" om, ongeacht of hij zijn salaris per week of per maand ont vangt, recht heeft op dezelfde waardering en achting, vooropgesteld, vanzelfsprekend, dat hij zijn plichten tegenover het bedrijf vervult. Een feit is echter dat het merende^^^n hen die tot de groep der „witte boordjes" behoren, ik zonder dan uitdrukkelijk de weinigen die ons welbekend zijn uit, de gedachte hebben boven eerstgenoemde groep te staan, zie tafeltennisclub bijvoorbeeld. Ik heb mij de vraag gesteld, komt dit dan doordat misschien de eerste groep in ont wikkeling of beschaving zoveel bij de twee de groep ten achter staat dat onderling ver keer hierdoor niet mogelijk is? Ik meen van niet, er is namelijk in die ontwikke- 1

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Het Spongat | 1957 | | pagina 2