AMSTEL-ECHO 3 HET DROEVE EINDE VAN CARLO Op Maandag 10 September j.l. bereikte ons het bericht, dat een onzer paarden op aanraden van de veearts Dr. Folmer was afgemaakt en later door de keurmeester voor de slacht was vrijge geven. Carlo was dus een volkomen gezond paard geweest en het maakte ons wel wat nieuwsgierig wat de oorzaak van zijn dood kon zijn geweest. Wie zou ons beter hieromtrent kunnen inlichten, dan zijn berijder, de koetsier Mantel? We laten hieronder dan ook collega Mantel aan het woord. Toen ik op Maandag 3 September met mijn wa gen, getrokken door de paarden Carlo en Dragon de wijk inging, was er aan het gedrag van Carlo niets te bespeuren dat maar even wees op het naderende onheil. Welgemoed hadden we op het Rembrandtsplein enige klanten van ons bier voor zien en opgewekt klonk mijn: ,,kom op jonges". U begrijpt dat ik verbaasd was, dat Carlo hierop niet reageerde. Hij kwam niet van zijn plaats. Na enige keren te zijn aangemoedigd en voorzichtig met de zweep aangespoord, zie ik Carlo een wan hopige poging doen zich te verplaatsen, en op dat moment bemerk ik tot mijn verwondering dat Carlo kreupel is. Het is me 'n raadsel hoe dat kan zijn ontstaan. Mijn eerste werk is nu de hoefsmid op te bellen die on middellijk aanwezig is en kijkt of er misschien nog een oude nagel in de voet is achtergebleven. Maar ook dat blijkt niet het geval te zijn. Verder gaan met Carlo is niet mogelijk en dus bel ik de brou werij op met verzoek een andere wagen te willen sturen, die dan mijn werk in de wijk zal over nemen. Een en ander geschiedt en er rest mij niets ande.s dan voorzichtig met mijn paarden naar de stal terug te sukkelen. De inmiddels ontboden vee arts constateert dat Carlo 40° C koorts heeft en dus schrijft hij voor dat het paard voorlopig op stal moet blijven tot het beter is. Zo stond hij dan vijf lange dagen met hoge koorts, met veel drin ken en weinig eten, zodat hij afviel als sneeuw voor de zon. Zaterdagmiddag 8 September belde Dr. Folmer op, dat het beter was het paard af te maken, daar Carlo volgens hem toch niet meer beter zou worden. Dat was voor mij wel het ergste dat ik te horen kon krijgen. Veel verwachtte ik, maar niet het alleruiterste. Niet lang daarna stond de veewagen met keurmeester en slachter voor onze stal. Het einde van Carlo stond in letterlijke zin voor-de-deur Zelf heb ik Carlo voor zijn laatste gang van stal gehaald en naar buiten ge bracht. Vlug ging ik weer terug want ik wou voor geen geld ter wereld bij het doodschieten van het paard, waarmee ik zo lang heb samengewerkt, aanwezig zijn. Een paar tellen later viel het voor Carlo verlossende schot en het was alsof me iets ontviel, iets dat ik lang als bij mezelf behorende had gevoeld. Eén van onze liefste paarden was voor goed heen gegaan. EEN OUDE BEGRAFENIS Een culinair feest Dat het bij en rond een begrafenis niet altijd droef geestig behoeft toe te gaan, verhaalt ons de heer J. P. Rijnierse in „Ons Amsterdam" van Sept. j.l., waarin hij ons verslag doet van een begrafenis, zoals deze voorkwam in een oude courant. ,,De volgende korte notitio van de begrafenis van Gerrit Dirksz. den Uyl, herbergier te Sloten, den 21 Mei 1680, is misschien voor de lezers van deze rubriek belangwekkend: Ten dienste van den overledene, zoo in het sterf huis, als in de voornaamste herbergen daaromtrent is geconsumeert: 20 oxhoofden. zoo Fransche als Rinsche wijn, 70 halve vaten bier, zoo bitter als zoet, 1100 pond vleesch, waarvan op het Konings plein gebraden is 550 pond tot harsten (biefstuk), 28 kalfsborsten, 12 schapenbouten, 18 groote veni- zoenen (ree- of everzwijnrug) met witte korsten (van gebuild tarwemeel) en 200 pond frikkadellen (gehakt). Voorts brood, mosterd, kaas, boter enz. navenant; varinastabak in vollen overvloed. Ten dienste van degenen, die geliefden ter begra fenis te komen, lagen al de schuitjes van den Overtoom aan de stad, om hen naar Sloten en wederomme naar Amsterdam te brengen, die alle met volle lading der- en herwaarts gekeerd zijn. Behalve dezen, werden er zoovele wagens en chai- sen met volk op den weg gevonden, dat er wel een lengte van 56 Roeden mede bezet was, en door de menigte onmogelijk konden geteld wor den, doordien vele, zoowel nevens als achter el kander reden. En op den weg tusschen Sloten en Amsterdam werden tusschen de 50 en 60 bede laars gevonden, die alle overtollig dronken en vol waren, waarvan de meesten zich leelijk bespogen en bevuilden. Aldus is de lijkstatie van dezen alom bekenden herbergier Gerrit den Uyl voltrokken, en heeft alzoo eene groote gedachtenisse en veel gepraats nagelaten." Tot zover het verhaal van deze uitzonderlijke be grafenis van een herbergier te Sloten in de Zeven tiende eeuw. Er is inderdaad bij deze gelegenheid nog al één en ander geconsumeerd en gedronken! Wij veronderstellen, dat Gerrit Dirksz. den Uyl, een overigens voor ons geen onbekende naam, geen erfgenamen achterliet, zodat men in Gorcum geen laat hartzeer behoeft te hebben over dit uit bundig opmaken van de resten". Ergens in een café in de Achterhoek hangt een geweer met een kromme loop. Keurig in het eiken hout gebeiteld staan er boven en er onder de woorden: ..Hier heeft eens een jager zó gelogen, dat zijn geweer ervan is krom gebogen." <5>

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Echo | 1951 | | pagina 3