AMSTEL-ECHO
11
de malaria tertiana" of anderdaagse koorts, die
ook in gematigd klimaat voorkomen.
In Nederland komt ook malaria voor en wel in
hoofdzaak een goedaardige vorm van de malaria
tertiana. Deze ziekte komt echter niet overal in
Nederland voor: de haarden zijn te vinden in N.-
Holland (vooral ten Noorden van het IJ), in Fries
land en Groningen, en dan nog in Zeeland en op
de Zuid-Hollandse eilanden.
Malaria wordt overgebracht door muggen, maar
niet alle muggen zijn in staat om de menselijke mal
aria over te brengen. Uitsluitend muggen van het
geslacht anopheles zijn daartoe in staat. Hoe U
deze muggen aan hun houding in ruststand kunt
herkennen, deelde ik reeds mede, maar het zijn
ook weer niet alle muggen, die tot het geslacht
anopheles behoren, die de malaria kunnen versprei
den.
In Nederland komen 3 soorten anophelesmuggen
voor, echter alleen de anopheles maculipennis is in
ons land voor de verspreiding van de malaria van
belang. Déze muggensoort komt over het gehele
land voor, terwijl toch slechts in bepaalde gebieden
malaria endemisch is. Hoe dit te verklaren? Door
onderzoekingen van Van Thiel is gebleken, dat er
twee rassen van deze muggensoort bestaan, die in
hun levenswijze en speciaal in hun wijze van over
winteren verschillen: een kortvleugelig en een
langvleugelig ras. De levensgewoonten van het
kortvleugelige ras zijn nu zodanig, dat speciaal dit
ras voorbestemd is om de malaria te verspreiden,
terwijl het langvleugelig ras in dit opzicht van
geen betekenis is.
Het kortvleugelig ras broedt bij voorkeur in brak
water en hiermede is dan tevens verklaard, waarom
de malaria vooral in streken met brak water en
demisch is. Voorts is gebleken, dat de malariage-
vallen in Nederland, die in de lente en in de zomer
voorkomen, reeds in het vorig najaar zijn besmet.
Aan Korteweg, een arts uit Wormerveer, en aan
Prof. Swellengrebel komt de eer toe, dit te hebben
gevonden.
In het menselijk lichaam vermenigvuldigen de para
sieten zich ongeslachtelijk en na enige tijd komen
in het bloed geslachtelijke (dus mannelijke en vrou
welijke) parasieten voor. Zuigt nu een malariamug
bloed van een dergelijk persoon, dan heeft in het
muggenlichaam de geslachtelijke ontwikkeling
plaats en ontstaan er weer ongeslachtelijke vor
men, die zich in de speekselklieren van de mug op
hopen en bij het bloedzuigen op een gezond mens
deze besmetten. De mug is dus niet direct na de
bloedmaaltijd bij een malarialijder of een gezonde
parasietendrager in staat om de malaria over te
brengen. Hiermede zijn steeds ongeveer 14 dagen
gemoeid.
Ik zou U graag nog meer over de epidemiologie der
malaria vertellen; het is een interessant onderwerp,
maar de plaatsruimte is beperkt.
De bestrijding der malaria vindt nu plaats door de
behandeling der patiënten met chinine of met chi-
nine en synthetisch bereide geneesmiddelen. Vooral
een combinatie met plasmochine, dat door de Am
sterdamse Chininefabriek onder de naam „Kino-
plex" in de handel wordt gebracht, is van groot nut
gebleken, omdat de behandeling daarmede het
aantal recidieven tot een minimum beperkt.
Malaria moet men echter nooit zelf behandelen.
Alleen op geneeskundig voorschrift mogen chinine
en chinine in combinatie met andere middelen tegen
malaria worden gebruikt. Verder dienen malaria-
parasietendragers te worden opgespoord en be
handeld. In de tropen kan voorbehoedend innemen
van chinine van betekenis zijn, vooral voor militai
ren, die in malariastreken moeten opereren.
En dan is van grote betekenis gebleken de strijd
tegen de anophelesmuggen. Voor de Nederlandse
malaria is van betekenis gebleken het doden van
eventueel besmette muggen en deze worden vooral
gevonden in de woningen van lijders aan malaria en
van gezonde plasmodiumdragers.
(Slot volgt) Dr. H. PEETERS.
ünfye, iP,p,o>dho*eJk
B.B.d.A. NIEUWS
Door het behalen in het vorig seizoen van het kam
pioenschap van de 3e klasse D, komt B.B.d.A. dit
seizoen uit in de 2e klasse C en velen waren nieuws
gierig hoe onze mensen het er in hun eerste wed
strijden zouden afbrengen, opdat zij daaruit zou
den kunnen opmaken of B.B.d.A. in haar nieuwe
omgeving op haar plaats zou zijn.
Een antwoord hierop is vlug gegeven. We voelen
ons daar nog wel wat onwennig en het resultaat
van de eerste twee competitiewedstrijden is dien
overeenkomstig, n.l. 2 nederlagen.
Geheel onvoorbereid waren we daarop niet, want
de „generale repetitie" (onze vriendschappelijke
wedstrijd op 25 Augustus 1951 tegen D.G.C.) wees
reeds op een fellere tegenstand dan wij in het vorig
seizoen gewend waren en ook in die wedstrijd
moest ons (gehavend) le elftal het onderspit del
ven (46).
Uiteraard hebben die nederlagen een oorzaak en
ware het nu dat onze tegenstanders zoveel beter
voetballen dan de onzen, dan was het „waarom"
van onze nederlaag snel beantwoord. Doch zo ligt
de zaak niet.
Wanneer wij nu even in vaktermen gaan praten en
U staat ons toe die woorden te gebruiken, dan kun
nen wij mededelen, dat de onzen voetbaltechnisch
(hum!) niet de minderen zijn van onze tegenstan
ders.
Immers veelal hebben wij gedurende een groot ge
deelte van de wedstrijd een voorsprong weten te
behalen, welke voorsprong, naarmate de wedstrijd
vorderde, in een achterstand werd omgezet.