4
AMSTEL-ECHO
OVERDREVEN.
Inderdaad, overdreven is de wijze, waarop de ge
achte schrijver van het artikel op de voorpagina
van de vorige Amstel-Echo fulmineert tegen de
verschijnselen, die hij in onze hedendaagse maat
schappij signaleert.
Waarom moet nu die radio dag in dag uit van
's morgens vroeg tot 's avonds laat zijn geluid-
brengende taak vervullen. Om de doodeenvoudige
reden, dat hij niet bestemd is om als een wonder
koe gedurende de gehele dag continu gemolken te
worden, maar om zoveel mogelijk verscheidenheid
te brengen. Voor de mensheid geldt nu eenmaal
het gezegde „zoveel hoofden, zoveel zinnen", wat
de een mooi vindt, oogst bij de ander slechts een
woord van afkeuring; wat hier amusant gevonden
wordt, vindt men elders weer banaal. De radio
moet dus iets veelzijdigs bieden, wil een ieder
daaruit datgene kunnen kiezen, dat naar zijn
smaak het aanhoren waard is. Natuurlijk zijn er
lieden, die niet gelukkig schijnen te zijn, wanneer
hun huiskamer niet voortdurend van lawaai ver
vuld is, zelfs zonder dat zij er verder ook maar
enige belangstelling voor tonen. Dat ligt echter
aan de consument en niet aan de producent.
Voorts dienen we toch ook niet uit het oog te
verliezen, dat er mensen zijn, die overdag even
eens wel wat willen horen, bijvoorbeeld de huis
vrouw, die niet uitsluitend ingesteld wenst te zijn
op het aanhoren van vaatwerkgerammel en stof-
zuigergesuis, doch in huis het contact met de bui
tenwereld wel op prijs zal stellen en voor bepaal
de uitzendingen zeker interesse heeft. Laten we
ook niet vergeten degenen, die in verband met
hun werk s avonds de radio niet kunnen beluiste
ren.
En dan de sport. Inderdaad is het voor het wereld
gebeuren volmaakt onbelangrijk of meneer Pie-
terse al schaatsende een fractie van een seconde
eerder of later de eindstreep passeert dan meneer
Jansen. Maar is het zo niet met alle sportgebeu
ren? We zullen er geen boterham minder om eten
of club A dan wel club B gewonnen of verloren
heeft.
Maar daarom gaat het niet. De mens is van nature
strijdlustig, de een wat meer, de ander wat minder.
Voeren we niet allen de strijd om het bestaan, als
ik deze afgezaagde term mag gebruiken. Deze
neiging beleeft de mens ook in het zien van een
wedstrijd, hij leeft mee en al naar zijn geaardheid
is hij meer of minder enthousiast. Dergelijke din
gen geven kleur en fleur aan het leven van velen.
Laten we blij zijn, dat de mensheid in deze moei
lijke en vaak bange tijden nog wat anders weet te
doen dan te weeklagen. Natuurlijk zijn er uitwas
sen, die te betreuren zijn, maar komen die niet op
elk gebied voor?
Dat landen en volken ten onder gingen is een
feit, ons allen bekend. Maar dat had andere oor
zaken dan het geraas van het volk in het stadion,
moge dit laatste dan als beeldspraak bedoeld zijn.
Zover onze geschiedkunde reikt, zijn er steeds en
overal perioden van opkomst en neergang geweest,
denken we alleen maar aan het rijk van Alexan
der de Grote, het oude Egypte, het land der Inca's
en voorbeelden van recenter datum. Dat we daar
nu plotseling verandering in zouden kunnen bren
gen, ik waag het te betwijfelen.
G. P.
(Dem. heeft een fout gemaakt, door te trachten
een onderwerp, dat zeer diepgaand is te willen
belichten in een kort en raillerend artikeltje. Dat
hij hierdoor moest worden misverstaan, ook door
G.P., kon niet uitblijven. Hij moge hier volstaan
met te wijzen op diverse geschriften over dit
onderwerp, b.v. van wijlen Prof. Huizinga. Overi
gens kan hij niet nalaten een stukje over te nemen
van de hand van Mr. E. Elias, verschenen in het
Weekblad voor Limburg van 27 April j.l.:
ONZE LEVENSVREUGDE.
Is G.P. het ten slotte niet met Dem. eens, dat de
dreigende televisie tenminste beperkt dient te blij
ven tot enkele uren uitzending per dag?).
Ook Uw bijdrage, groot of klein
wordt gaarne floor ons opgenomen
De Groot-Mogol der Nederlandse voetballerij. Karei (ik mag
u toch wel Karei noemen, dat doet iedereen) heeft woorden
naar mijn hart gesproken, toen hij constateerde, dat het spel-
om-het-spel er uit is en dat dit een uitvloeisel is van gebrek
aan levensvreugde.
Het is natuurlijk een dood-eenvoudige zaak. Wanneer iets
publieke vermakelijkheid wordt, wordt het eigendom van
het publiek en zodra het publiek- ervoor betaalt, moet het
publiek waar voor zijn geld hebben. Het wordt dan, hoe dan
ook, een zakelijke aangelegenheid en dan komt levensvreugde
er niet meer aan te pas.
Er is dus, Karei (als ik Karei zeggen mag), eerlijk gezegd,
maar één middel om de vreugde-om-de-sport terug te bren
gen en dat is: geen publiek meer toe te laten tot uw voetbal
wedstrijden.
U vindt dit natuurlijk baarlijke nonsens van een professional-
stukjesschrijver, maar wanneer u eerlijk bent en diep in uw
amateuristisch innerlijk afdaalt, dan zult u moeten erkennen,
dat ik gelijk heb. Er is tegen uw bezwaren geen kruid ge
wassen.
Ge kunt hoog springen of laag springen, maar zó is het.
Met levensvreugde heeft dit alles niets te maken. Ik geloof
dat het voetballen, dat mijn vriendjes en ik vroeger zo naar
stig bedreven, méér met sport en levensvreugde te maken had
dan wat nu in de stadions der wereld geschiedt.
Onze jassen waren de goalpalen en het feest had plaats op
een stukje open land tussen in aanbouw zijnde huizen.
U kent dat wel.
En nóg iets: ik geloof dat mensen met werkelijke levens
vreugde geen vreugde beleven aan het voetballen in het sta
dium waarin dat nu gekomen is. Laten wij nóg eens eerlijk
zijn en nóg eens in de diepte afdalen: wanneer u eens rond
kijkt in het stadion bij een grote interlandwedstrijd en u
kijkt de gezichtjes eens aanEn u kijkt eens naar de
dames en heren die geacht worden levensvreugde te produ
ceren
Zal ik maar niet preciseren?
Zal ik het hierbij maar laten?
Ik geloof, meneer Karei, hoezeer ik uw werkzaamheden ook
bewonder, uw geestdrift en uw bedoelingen, dat u strijdt voor
een verloren zaak.
De voetballerij is voorgoed bedorven. Voorgoed verloren
voor de sport en voor de levensvreugde. Laat ons gaan knik
keren.