n reió naar
terugkeer naar
6
AMSTEL-ECHO
Toen ik mij had voorgenomen eens iets in de Am-
stel-Echo voor U te schrijven over mijn reiserva
ringen in Afrika, had ik eigenlijk al na een zeer
kort verblijf aldaar bovenstaand opschrift in mijn
hoofd. Immers met deze titel wil ik II al direct een
idee geven van het grote contrast dat er bestaat
tussen het leven in ons kleine Holland en het
grote donkere werelddeel met zijn hoge gebergten,
oerwouden en woestijnen, waar de grote ontdek
kingsreiziger Livingstone naar ik meen omstreeks
1873 op een zijner vele tochten zijn leven verloor.
Afrika, welk een aantrekkingskracht bezit deze
wereld voor velen onder ons! Ongetwijfeld een
zeer interessant gebied, doch hoe achterlijk leeft
men er eigenlijk nog in die streken, welke ik
mocht bezoeken en hoe slecht zijn daar b.v. nog
de hotelaccommodatie en de verkeerswegen.
Doch laat ik beginnen met mijn vertrek uit Am
sterdam, waar ik op 4 October 1950 op Schiphol
de „Koningin Juliana", een grote D.C. 6 met slaap
gelegenheid, gereed vond om mij met nog 47 an
dere pasagiers naar Kano te brengen. Hebt U wel
eens van Kano gehoord? Straks zal ik er iets meer
van zeggen. Ik heb U al eens eerder verteld hoe
de K.L.M. haar passagiers ontvangt en tijdens de
reis verzorgt. Ook dit keer was zulks weer voor
treffelijk en dat dit ook op buitenlanders indruk
maakt, moge b.v. blijken uit een uitlating van een
mij onbekende Engelsman, die ik op het vliegveld
te Port Harcourt (Nigeria) toevalligerwijze sprak.
Toen wij namelijk uit de kleine „Dove" een
tweemotorig toestelletje van de West African Air
lines waren gestapt, die mij van Lagos naar
Port Harcourt bracht, en we op onze bagage
moesten wachten op dat met palmen en andere
tropische bomen omzoomde vliegveld, vertelde hij
mij ongevraagd en zonder te weten dat ik „Dutch"
was, dat hij op zijn reizen van Engeland naar
Afrika steeds per K.L.M. vloog, „because it is the
best line of the world with the best service". Het
deed mijn Hollandse hart goed dit te horen!
De reis door de lucht van Amsterdam naar Kano
leidt via Rome. Daar ik des avonds vertrok kon
ik natuurlijk van het onder ons liggende landschap
af en toe slechts verlichte brokjes waarnemen. Na
een vlucht van circa 3uur landde het toestel te
Rome, welks vliegveld, „Ciampino" genaamd, nu
niet direct tot de meest moderne behoort. IJzeren
matten bedekken hier nog1 voor een groot gedeelte
de start- of landingsbanen, doch op mijn terugreis,
welke wederom via de eeuwige stad leidde, kon ik
in het daglicht constateren, dat men ook hier bezig
is verbeteringen aan te brengen. Doch of men
ooit Schiphol zal kunnen slaan meen ik te mogen
betwijfelen. Tijdens het oponthoud op het vlieg
veld nodigde onze plaatselijke vertegenwoordiger,
de heer de Casa, en diens vriend Colonel Wood,
mij uit een glas Italiaanse wijn te drinken. Om
eerlijk te zijn, het bleef niet bij één glas en in goede
stemming nam ik bij het vertreksein omstreeks mid
dernacht afscheid van deze heren. Ondanks de
wijn en het cognacje, dat als „nightcap" nog aan
boord geserveerd werd, kon ik de slaap niet aan
stonds vatten. Het eerste deel van de tocht, vlie
gende over de Middellandse Zee, was namelijk
enigszins bumpy, doch toen we geleidelijk aan op
grotere hoogte kwamen en het rustig in de lucht
werd, kreeg de slaap bij mij ook gedurende enkele
uren de overhand. Het ochtendgloren was juist
begonnen toen ik weer wakker werd; we vlogen
toen niet meer zo hoog en naar mate het lichter
werd kon ik de Sahara duidelijker onderscheiden.
Wat ik zag was een dorre golvende zandvlakte,
eindeloos eenzaam, en mijn gedachten gingen even
uit naar de toch altijd bestaande mogelijkheid van
een noodzakelijke noodlanding. Als een dergelijke
landing inderdaad in zulk een gebied uitgevoerd
zou moeten worden, zou er zeker niet veel kans
bestaan dat toestel met bemanning en passagiers
er zonder kleerscheuren af zouden komen. Deze
gedachte duurde maar heel kort; immers de vier
krachtige motoren zoemden met grote regelmaat
en Captain Bik bracht de grote vogel op 5 Octo
ber des morgens om precies 8 uur te Kano aan de
grond.
Een geheel nieuwe wereld opende zich hier voor
mij. Ik zag op het vliegveld een vreemde seigneur
met lange grijze knevel, donker van uiterlijk, ge
kleed in een lang, gedeeltelijk wit en gekleurd ge
waad en gewapend met een paar meter lange
hoorn, waarmede hij de aankomst dan wel het
vertrek van elk vliegtuig aankondigt. Of gebruikt
hij die hoorn wellicht ook om de boze geesten te
verdrijven, daar hij er tijdens mijn oponthoud op
het vliegveld meerdere malen op blies en er toch
geen vliegtuigen binnenkwamen dan wel vertrok
ken? Deze man deed me even denken aan een
oude neger, die ik op Atlanta Airport in Georgia
(V.S.) gezeten op een stoel bij de ingang van het
Airport-restaurant, aantrof en daar een grote bel
luidde zodra iemand het restaurant betrad.
Na vrij langdurige douane-formaliteiten, geduren
de welke ik gelegenheid had iets meer van het
Toegangspoort van Kano-City