4 AMSTEL-ECHO DIEREN EN ZIEKTEN BIJ DE MENS (III) Wat heb ik mij in mijn jonge jaren, als ik 's morgens vroeg mede de polder introk, verlustigd in het gedoe der vogels! Aan de slootkant stond statig en deftig een blauwe reiger of een ooievaar te vissen en hoog in de lucht klonk nu en dan gejuich van de leeuwerik. En wie luistert niet aandachtig als hij het gekweel hoort van grauwe lijster of merel? Zoals overal in de wereld leefden in en om mijn geboorte dorp tal van vogelsoorten zoals vinken, sijsjes, mezen, rood borstjes, kwikstaartjes, de laag over het water scherende op insecten jagende zwaluwen, zwarte en bonte kraaien, spreeu wen, de nergens in ons land ontbrekende lawaaierige mussen en verschillende andere soorten meer. In mijn jeugd heb ik nooit de nachtegaal horen zingen, maar ik ben blij, dat ik in latere jaren de verrukkelijke zang van deze vogel, waarom zoveel romantiek is geweven, heb gehoord. Later, bij vacan- ties aan het strand en op de heide, heb ik nog veel meer vogels leren kennen en in Artis heb ik meermalen de tropische vogels bewonderd. Wat is er niet over het leven der vogels te vertellen en wat is er niet over verteld door mannen als Thijsse, Strijbos en anderen! Trouwens, de eerste exotische vogel, die ik gezien heb, was niet in Artis. Het was nog in mijn jeugd, vóór ik in Artis was geweest: een groene Ama zone-papegaai, opgesloten in een mooie koperen kooi, die mijn ouders cadeau hadden gekregen. Weinig kon ik toen vermoeden, dat er in mijn leven een periode zou komen, waarin ik als medicus bijzondere belangstelling zou gaan koesteren voor deze vogelsoort. Hoe dat gekomen is, zal ik U straks vertellen. Natuurlijk heb ik in mijn jonge jaren ook meegedaan aan het wrede bedrijf van het vangen van vogels (vooral vinken, sijsjes en mezen), die wij opsloten in grotere of kleinere kooien. Ook heb ik wel eens een grauwe lijster gehad. Waar om we dit deden? Ja, waarom halen jongens in hun jeugd allerlei kattekwaad uit? De jeugd moet worden opgevoed en leren, dat onze zangvogels niet in kooien thuishoren, maar in de bomen en struiken van tuinen, parken en bossen. Leren moet de jeugd ook, dat wanneer het voedsel voor de vogels schaars is, het nodig is om deze dieren te voederen en wel op zodanige wijze, dat daardoor geen andere dieren (zoals ratten bijv.) worden gelokt. In mijn grootmoeders kamer was een kanarie en nog vindt men dit zangvogeltje in vele gezinnen. Met die vogeltjes is het anders gesteld dan met onze inheemse zangvogels, omdat zij nooit de vrijheid hebben gekend, maar afstammelingen zijn van reeds in gevangenschap levende ouderparen. Het zelfde is het geval met de parkieten, die geen zang-, maar siervogels zijn en die in verschillende kleuren worden ge teeld. Ook deze vogels hebben nooit de vrijheid gekend: zij worden geïmporteerd uit tropische landen en vele hunner sterven onderweg. Eenmaal aangekomen schijnen zij echter aan de gevangenschap te wennen en, zelfs in een gematigd klimaat als het onze kunnen zij vaak oud worden. Meestal zijn het de groene papegaaien, afkomstig uit Zuid-Amerika, die men hier aantreft. De grijze roodstaartpapegaai, die uit Afrika afkomstig is, is veel zeldzamer in woningen. Kakatoes treft men zelden of nooit in een woning aan, maar wel kan men in volières, en soms in kooien, andere exotische vogeltjes vinden, zoals bijv. de Japanse rijstvogeltjes en hier en daar ook wel een koerduif. Daarnaast leven in onze nabijheid, meestal wel niet direct in onze woningen, tal van andere vogelsoorten, die de mens houdt voor zijn plezier of om economisch gewin, zoals kip pen, eenden, ganzen, soms een kalkoen, duiven en, hier en daar in parken, pronkende pauwen en zwanen. Het zou al te verwonderlijk zijn als vogels niet aan ziekten konden lijden, die ook voor de mens gevaarlijk zijn. Het eerst, dat ik daarvan iets merkte, was in 1930, toen in Amsterdam verschillende gevallen van psittacosis, of papegaaienziekte, werden waargenomen. Het stoomschip „Eemland" was in de nacht van 23 op 24 Januari in Amsterdam aangekomen en aan boord bevonden zich nog 2 levende papegaaien. Oor spronkelijk waren er 6 geweest, doch 4 dieren waren gedu rende de reis gestorven. De dieren waren in Bahia door schepelingen gekocht. De ene papegaai verhuisde naar een gezin, waar hij op 2 Februari stierf. Eén der dochters meen de bij het dier schorheid te hebben opgemerkt, die begon nadat het 3 a 4 dagen in huis was. In dit gezin nu werden 3 personen ziek op 1 en 2 Februari, terwijl 4 personen ge zond bleven, waaronder de schepeling, die het dier mee naar huis had gebracht. De tweede papegaai kwam in het gezin S., waar hij slechts gedurende 12 uur bleef. Vandaar werd hij afgehaald door een meisje, wier vader haar echter verbood het dier in huis te brengen, zodat zij het naar een vogelhandelaar bracht, waar het op 25 Januari stierf. In het gezin S. zijn 3 ziekte gevallen voorgekomen, terwijl 4 andere in het gezin verke rende personen gezond bleven. Papegaaienziekte is een voor de mens ernstige ziekte, die dodelijk kan verlopen. De verschijnselen zijn die van een atypische longontsteking en doen soms ook wel denken aan febris typhoidea. Het is lang niet gemakkelijk om de diag nose te stellen en de mogelijkheid bestaat dan ook, dat vele gevallen niet worden herkend. In de laatste tijd kan men echter door serologisch onderzoek, dierproeven en virologisch onderzoek in twijfelgevallen zekerheid krijgen; hierbij moet echter de nodige voorzichtigheid in acht worden genomen. Laboratorium-besmettingen zijn herhaaldelijk waargenomen. Zieke papegaaien lijden aan een onlesbare dorst, zodat zij alleen vloeibaar en week voedsel tot zich nemen. Bovendien bestaat heftige diarrhee. De dieren verkeren in een eigenaar dige slaaptoestand: op de stang of in een hoek van de kooi zitten zij ineen met ruige, bevuilde veren en dutten voort durend in. Van tijd tot tijd worden zij in hun dommel ge stoord door heftige niesbuien en hoestkrampen. Worden zij in hun dut gestoord, dan worden zij kwaadaardig en schreeu wen met eigenaardig, schor geluid. Niet altijd echter behoe ven zij aan diarrhee te lijden, soms kunnen zij als door een beroerte getroffen doodgaan. Herstellen de dieren, dan kun nen zij geruime tijd ziektekiemdrager blijven. Maar ook pape gaaien, die geen enkel ziekteverschijnsel hebben vertoond, kunnen virusdrager zijn! In 1929 en 1930 werden gevallen van papegaaienziekte in tal van landen waargenomen: in Nederland, Duitsland, Enge land, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Zwitserland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, Italië, Polen, Portugal, Spanje, de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Canada, de Hawaï- eilanden, Brazilië, Argentinië en Algiers. Reeds eerder waren epidemietjes van papegaaienziekte bekend geworden, zo bijv. in Parijs in 1892. In 1934 zijn wederom gevallen in Amster dam waargenomen. In een gezin bracht Sint Nicolaas 1933 twee parkieten, waarvan één op 11 December stierf. Op 16 December werd de eerste patiënt licht ziek, terwijl enige dagen later twee- andere huisgenoten, dames boven middel bare leeftijd, ziek werden. Onder dit gezin woonde een andere familie, waarin een dame van middelbare leeftijd. Deze had de dode parkiet, die niet direct verwijderd was, in handen gehad en het arme dier beklaagd en bekeken. Op 27 Decem ber moest deze vrouw van haar werk thuisblijven. Verder werd nog een geval waargenomen in 1934, waarbij de overbrenger der besmetting bleek te zijn een vuurfazantje, een vogeltje uit West-Afrika afkomstig. Sindsdien zijn er zo nu en dan nog andere ziektegevallen in Nederland waarge nomen. Llit eigen ervaringen en uit mededelingen in de literatuur is komen vast te staan, dat het niet alleen de Zuid-Amerikaanse papegaaien zijn, die in staat zijn de ziekte bij mensen te doen optreden, maar dat dit eveneens kan geschieden door ver schillende soorten papegaaien afkomstig uit Afrika, waar onder de grijze roodstaart en de kleine papegaaitjes, die als liefdevogeltjes bekend zijn en met name in de literatuur wor den genoemd; voorts door parkieten (ook die, welke in het land zelf uitgebroed zijn), rijstvogeltjes, goudspreeuwen, kanaries, vuurvinken, het wouwaapje (een kleine roerdomp), de azuurgaai, merels, sijsjes, koolmezen, de Noorse storm vogels, (die een epidemie op de Far-Öer-eilanden deden ont staan), de Italiaanse kardinaalsvogels en recente ervaringen te Amsterdam toonden aan, dat de z.g. „Belgische ziekte" onder postduiven soms papegaaienziekte is (door deze vogels zijn ook ziektegevallen bij de mens veroorzaakt). Ook in Australië komt papegaaienziekte verspreid onder de duiven voor. Voorts is er een mededeling, dat onder kuikens psittacosis- gevallen zijn waargenomen. Papegaaienziekte zoals blijkt

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Echo | 1951 | | pagina 4