3e Jaargang
Maart 1951
No. 6
Niet-periodiek verschijnend blad voor de
geëmployeerden van de AMSTEL BROUWERIJ N.V.
Redactie: Mr. J. C. Bossard en J. Beekman
Redactie-Adres
J. Beekman, Expeditie-Afdeling, Amsterdam
OVERDREVEN
„Man overdrijf toch niet zo!" Dat is een stoplap,
die in vele gesprekken, in vele meningsverschillen
te pas kan worden gebracht, als iemand alleen
en uitsluitend de zaak wil bezien vanuit eigen
standpunt en van daaruit alles wil verklaren en al
het gelijk aan zijn kant wil hebben.
Overdrijven, het schijnt een van de vele kwalen
te zijn, waaraan onze mensenmaatschappij labo
reert. Het juiste midden wordt niet meer gezien,
en alles raast en daast maar door zonder er op te
letten of dat, waar men zich druk over maakt, wel
zo de moeite waard is.
Neem nou -eens onze radio. Ongetwijfeld een
fraai iets, maar waarom er dag in dag uit, van
's morgens 7 uur tot 's nachts 12 uur gelegenheid
moet zijn gekwek, gekakel, geschal, geschetter,
getoet, getier,- geteem, gezeur en gezwam uit een
kastje te kunnen melken, dat gaat mijn begrip te
boven. Want met een dergelijke overvloed worden
zelfs de mooiste dingen doodgefiedeld, en het „ge
wone" programma vervalt van kwaad tot erger.
Laat ons de zendtijd eens wat beperken, 's mor
gens om een uur of tien een uurtje zenden voor
de zieken, 's middags nog een uurtje, en 's avonds
na 7 uur hurry up. Zou dat niet voldoende zijn en
zou dit aan het belang van de radio niet voldoende
recht doen wedervaren?
We hebben noodgedwongen een enkele zendtijd
beperking gehad. Geen stroomverbruik in de piek
uren. Hadden we die beperking niet kunnen hand
haven? Volstrekt niet, en in radio-land ging een
zucht van verlichting op, toen die ondragelijke
beknotting, die aanslag op de belangrijkheid van
de radio, weer van de baan was.
Andere voorbeelden, ze liggen voor het grijpen.
Neem de sport bv. eens, en stel dat er een me
neer is, die verduiveld hard en goed kan schaatsen
maar desondanks een smak maakt en daardoor een
wedstrijd dreigt te verliezen. Nu, zult ge als rustig
man zeggen, dat is jammer dat die man een ver
keerde schaats reed; echt pech voor hem.
Als ge zo redeneert, zijt ge, het spijt mij, een
bloodaard, iemand zonder pit en bovendien een
sufferd, die het belang van een kampioenschap
niet begrijpt. Gelukkig waren vele lieden van an
der hout gesneden, en laten die nou na veel in
trigeren, disputeren, goochelen met wedstrijdre
gels, liegen en bedriegen die man toch nog kam
pioen weten te maken! Dat was uiterst belangrijk,
de kranten stonden er vol van en het nieuws werd
verslonden. Ja de kwalificaties van de radio-pro
gramma's passen in nog grotere mate op het sport
gebeuren. En die sport moet wel zeer belangrijk
zijn, want hoe kan het anders dat op een Woens
dagmiddag in het naar productieverhoging snak
kende Nederland een aantal mensen, gelijk aan
de mannelijke bevolking van Eindhoven, hun tijd
verlummelen met het kijken naar elf over hun ze
nuwen getrainde jonge mannen, die elf anderen
het bezit van een bal betwisten, ongetwijfeld een
schouwspel dat de borst verruimt. De Zaterdag
middag en de Zondag zijn er niet genoeg voor.
Er zijn mensen die zeggen dat een vol stadion op
die tijd een bewijs is van een stremming in de
bloedsomloop van de staat, een soort trombose.
Is dat ook overdreven?
Ik hoop het, maar vele landen gingen ten gronde,
toen het volk zat te razen in het stadion en de
regering ten onder ging door partijschappen. Ga
maar eens kijken in het oude Rome, dan ziet U
nog de resten.
Dem.